Categorie: Bijbelse Namen

  • Bijbelse namen beginletter W


    ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ



      Waheb → kan vertaald worden: wat hij deed. Nu.21:14

      Wofsi → toevoeging van Jehova. Nu.13:14

    • Bijbelse namen beginletter XYZ


      ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ



        Zaanaim → sterke landverhuizingen. Ri.4:11

        Zaanan → rijk in kudden. Mi.1:11

        Zaanannim → sterke landverhuizingen. Joz.19:33

        Zaavan → grote schudding of beroering.

        Zabad → gegeven (door God); of huwelijksgift.

        Zabbai → goedertierenheid van Jehova. Neh.3:20

        Zabbud → geschonken gift (door God geschonken). Ezr.8:14

        Zabdi → gift van Jehova.

        Zabdiel → gift van God.

        Zabud → geschonken gift (door God geschonken). 1Kon.4:5

        Zacchur → oplettend.

        Zaccur → gedenken.

        Zacharia → = Zacharja, gedacht door Jehova Jehova.

        Zacharias → gedacht door Jehova, of gedachtenis van Jehova.

        Zacheus → zuiver, rechtvaardig

        Zadok → zuiver, rechtvaardig

        Zafnath Paaneah → verlosser der wereld, of uitlegger van verborgen- heden. Gen.41:45

        Zaham → walgelijk. 2Kr.11:19

        Zain → werktuig, wapen.

        Zair → klein, gering. 2Kon.8:21

        Zakkai → zuiver van Jehova (door de Heere gereinigd).

        Zakkur → oplettend.

        Zalaf → breuk, deel.

        Zalmon → lommerrijk.

        Zalmona → lommerrijk, of klein beeld.

        Zalmuna → de schaduw wordt tegengehouden.

        Zamzummieten → stammen, die gerucht maken.

        Zanoah → stinkend.

        Zara → opgang van licht, (oudervreugd).

        Zarchi → opgang van licht, (oudervreugd).

        Zarfath → werkplaats tot zuivering en smelting van metalen.

        Zartana → engte van woonplaats.

        Zatthu → sieraad, schoonheid.

        Zaza → betekenis onbekend. 1Kr.2:33

        Zebadja → gift van Jehova.

        Zebah → offer (aan Moloch gewijd).

        Zebaim → begeerlijkheden, of gazellen. Neh.7:59

        Zebedeüs → overvloedig deel.

        Zebina → gekocht.

        Zeboim → vergadering van troepen soldaten [een militaire stad]; ook hyena’s of dal van slangen 1Sa.13:18

        Zebub → vliegen.

        Zebudda → schenkende een gift.

        Zebul → woning.

        Zebulon → een woning gewenst, bijwoning.

        Zebuloniet → inwoner van Zebulon.

        Zecharja → gedacht door Jehova, of gedachtenis van Jehova.

        Zecher → gedachtenis.

        Zedad → een berg, berghelling.

        Zedekia → gerechtigheid van Jehova.

        Zeeb → wolf.

        Zefanja → verborgen door Jehova [beschermd door Jehova].

        Zefat → wachttoren.

        Zefatha → wachttoren.

        Zefi → uitzicht.

        Zefo → uitzicht.

        Zefon → noorden, of noordenwind.

        Zefonieten → inwoners van Zefon.

        Zela → zijde (plaats aan de zijde of helling van een berg gelegen).

        Zelafead → Eerste breuk of doorbraak [eerstgeborene].

        Zelek → spleet, kloof

        Zelotes → ijveraar, vol ijver.

        Zelzah → schaduw in de hitte der zon.

        Zemaraim → twee afsnijdingen of belemmeringen.

        Zemariet → 1Kr.1:16 fout St.v. zie Tsemariet

        Zemira → lied, gezang [vreugde van ouders]. 1Kr.7:8

        Zenan → plaats van kudden Joz.15:37

        Zenas → gave, geschenk van Zeus. Titus 3:13

        Zer → keisteen, vuursteen.

        Zerah → opgang van licht [oudervreugd]

        Zerahieten → nakomelingen van Zerah.

        Zerahja → opgang van licht van Jehova.

        Zeraja → Jer.36:26 fout St.v. zie Seraja.

        Zered → prachtige bomengroei.

        Zereda → verkoeling.

        Zeredatha → verkoeling.

        Zeres → ster der aanbidding.

        Zereth → glans.

        Zeret-Hassahar → morgenglans [een stad tegenover de opgaande zon gelegen].

        Zeri → de vorm, de gedaante (van zijn ouders). 1Kr.25:3

        Zeror → kleine bundel; of zak.

        Zerua → melaats.

        Zerubbabel → geboren in Babel; of vreemdeling in Babel.

        Zeruja → kloof, of droefenissen

        Zetham → olijf, olijfboom.

        Zethan → olijf, olijfboom.

        Zethar → zeer groot.

        Zia → gebeef, geschok

        Ziba → Plant.

        Zibeon → veelkleurig, geschakeerd.

        Zibia → een gazelle. moeder van koning Joas van Juda.

        Zibja → een gazelle. moeder van koning Joas van Juda.

        Zichri → gedacht door Jehova.

        Ziddim → zijden.

        Zidkia → gerechtigheid van Jehova.

        Zif → geleend.

        Zifa → geleend.

        Zifjon → ernstige verwachting, vurig smachten.

        Zifron → liefelijke geur.

        Ziha → droogte.

        Ziklag → Uitstroming van een fontein.

        Zilla → schaduw.

        Zillethai → schaduw van Jehova [onder ‘s Heeren bescherming].

        Zilpa → afdruipsel.

        Zimma → boze raad.

        Zimram → schone gems.

        Zimran → schone gems.

        Zimri → lied van Jehova.

        Zin → lage palmboom.

        Zina → overvloed.

        Zior → kleinheid, zwakheid.

        Zippor → kleine vogel.

        Zippora → Kleine vogel.

        Ziv → 2e maand, glans.

        Ziz → bloem.

        Ziza → overvloed.

        Zoan → laag oord.

        Zoar → Klein, de kleine.

        Zoba → laagte.

        Zoboim → vergadering van troepen soldaten [een militaire stad]; ook hyena’s, of dal van slangen.

        Zofah → kroes.

        Zofai → honingraat van Jehova.

        Zofar → getjilp; of onbeschaamdheid.

        Zofim → wakers.

        Zohar → witheid.

        Zoheleth → slang.

        Zoheth → gewelddadige wegvoering.

        Zora → nest van horenwormen [‘horzelen (plaats van verontrustende mensen).

        Zorieten → inwoners van Zora.

        Zorobabel → geboren in Babel; of vreemdeling in Babel.

        Zuar → zeer klein.

        Zuf → zoet, honing.

        Zur → rots, steen.

        Zuriel → rots van God.

        Zurisaddai → rots van de Almachtige.

        Zuzieten → Een volk genoemd in Gen 14:5verslagen door Kedorlaomer, de koning van Elam.