Bijbelse namen beginletter O



ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ



    Obadja → knecht van Jehova.

    Obal → afgestroopt of bladerloos. Gen.10:28

    Obed → dienende knecht dienaar van God Ruth 4:17, zoon van Ruth en Boaz voorvader van David en van Jezus.

    Obed-Edom → dienende Edom, of knecht van Edom mensen.

    Obil → opzichter van kamelen. 1Kr.27:30

    Oboth → godsprakende slangen, pythons

    Ochran → beroerd, ontroerd.

    Oded → gevestigd, opgericht.

    Ofel → heuvel, schuine opgang van een hoogte.

    Ofir → overvloed, of as.

    Ofni → beschimmeld. Joz.18:24.

    Ofra → jong hert, of stof.

    Og → voor of ploegsnede.

    Ohad → samenvoeging.

    Ohel → tabernakel, tent. 1Kr.3:20.

    Ohola → (zij heeft) haar eigen tent.

    Oholiba → mijn tabernakel in haar, of mijn tent (is) in haar.

    Olympas → geschenk van de Olympus. Rom.16:15.

    Omar → de hoogste, de aanzienlijkste.

    Omega → laatste letter van Griekse alfabet.

    Omri → knecht van Jehova.

    On → zon [zonnestad].

    Onam → vermoeienis, ongerechtigheid.

    Onan → vermoeienis, ongerechtigheid.

    Onesiforus → voordeel aanbrengend.

    Onesimus → nuttig, voordelig.

    Ono → sterkte, kracht.

    Oreb → raaf.

    Oren → pijnboom [lang en sterk]. 1Kr.2:25.

    Orion → een gesternte.

    Ornan → grote pijnboom.

    Orpa → maan (nek van een dier).

    Othni → leeuw van Jehova [zeer sterke leeuw]. 1Kr.26:7.

    Othniël → leeuw van God [zeer sterke leeuw].

    Ozem → sterk.

    Ozias → kracht of sterkte van Jehova ook mijn kracht. (Mat.1:8, 9).

    Ozni → horende, gehoor. Num.26:16.