Categorie: A namen

  • Asnappar

    Eigennaam ♂

    Betekenis: De snelle – legerleiding – edele

    Bijbelverzen:

    (Ezra 4:10) En de overige volkeren, die de grote en vermaarde Asnappar heeft vervoerd, en doen wonen in de stad van Samaria, ook de overigen, aan deze zijde der rivier, en op zulken tijd.

  • Asna

    Eigennaam ♂ & Plaatsnaam

    Betekenis: Doorn – versterkt – opslagplaats

    1. (Asnah) Het hoofd van een van de families van de Nethinim die met Zerubbábel terugkeerde uit de Babylonische gevangenschap.
    2. (Ashnah) De naam van twee steden, beide in de “vlakte” van de stam van Juda.

    Bijbelverzen:

    (Jozua 15:33) In de laagte zijn: Estháol, en Zora, en Asna,

    (Jozua 15:43) En Jiftah, en Asna, en Nezib,

    (Ezra 2:50) De kinderen van Asna, de kinderen der Mehunim, de kinderen der Nefúsim;

  • Azmon

    Plaatsnaam

    Betekenis: Sterk

    Een plaats op de zuidelijke grens van Palestina, tussen Hazar-adar (voorbij een bocht bij Karkaa) en “de rivier van Egypte”.

    Bijbelverzen:

    (Numeri 34:4) En deze landpale zal u omgaan van het zuiden naar den opgang van Akrábbim, en doorgaan naar Zin; en haar uitgangen zullen zijn, van het zuiden naar Kades-Barnéa; en zij zal uitgaan naar Hazar-Addar, en doorgaan naar Azmon.

    (Numeri 34:5) Voorts zal deze landpale omgaan van Azmon naar de rivier van Egypte, en haar uitgangen zullen zijn naar de zee.

    (Jozua 15:4) En gaat door naar Azmon, en komt uit aan de beek van Egypte; en de uitgangen dezer landpale zullen naar de zee zijn. Dit zal uw landpale tegen het zuiden zijn.

  • Azmáveth

    Eigennaam ♂ & Plaatsnaam

    Betekenis: Sterk als de dood

    1. Een van de dertig krijgers van David, en vader van twee van zijn slingeraars.
    2. De tweede genoemde van de drie zonen van Jehóadda of Jáëra, een afstammeling van Jonathan.
    3. Een zoon van Adíël, en opziener van de koninklijke schatkist onder David en Salomo.
    4. Een plaats van Juda of Benjamin, en genoemd in verband met Geba.

    Bijbelverzen:

    2 Samuël 23:31 – 1 Kronieken 8:36 – 1 Kronieken 9:42 – 1 Kronieken 11:33 – 1 Kronieken 12:3 – 1 Kronieken 27:25 – Ezra 2:24 – Nehémia 7:28

  • Asíma

    Naam van afgod

    Betekenis: Geit zonder haar – misdrijf – vuur van de zee

    Wordt slechts één keer genoemd in het Oude Testament als de god van het volk van Hamath. De aanbidding werd in Samaria door kolonisten geïntroduceerd.

    Bijbelverzen:

    (2 Koningen 17:30) Want de lieden van Babel maakten Sukkoth Benôth, en de lieden van Chut maakten Nergal, en de lieden van Hamath maakten Asíma,

  • Asíël

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Door God gemaakt – door God aangesteld

    Bijbelverzen:

    (1 Kronieken 4:35) En Joël, en Jehu, de zoon van Jesibja, den zoon van Serája, den zoon van Asíël,

  • Azië

    Naam van een gebied

    Betekenis: Het oosten

    Bijbelverzen:

    (Handelingen 2:9), (Handelingen 6:9), (Handelingen 16:6), (Handelingen 19:10), (Handelingen 19:22), (Handelingen 19:26), (Handelingen 19:27), (Handelingen 19:31), (Handelingen 20:4), (Handelingen 20:16), (Handelingen 20:18), (Handelingen 21:27), (Handelingen 24:18), (Handelingen 27:2), (1 Korinthe 16:19), (2 Korinthe 1:8), (2 Timótheüs 1:15), (1 Petrus 1:1), (Openbaring 1:4), (Openbaring 1:11)

  • Asfáta

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Veulen van een paard

    Bijbelverzen:

    (Esther 9:7) En Parsandátha, en Dalfon, en Asfáta,

  • Azal

    Plaatsnaam

    Betekenis: Edel – nobel

    Bijbelverzen:

    (Zacharia 14:5) Dan zult gijlieden vlieden door de vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij vloodt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, den koning van Juda; dan zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen met U, o HEERE!

  • Azel

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Nobel – edel

    De zoon van Elása, een nakomeling van koning Saul en vader van zes zonen

    Bijbelverzen:

    (1 Kronieken 8:37) En Moza gewon Bina; zijn zoon was Rafa; zijn zoon was Elása; zijn zoon was Azel.

    (1 Kronieken 8:38) Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen; Azríkam, Bochru, en Ismaël, en Searja, en Obádja, en Hánan. Al dezen waren zonen van Azel.

    (1 Kronieken 9:43) En Moza gewon Bina; wiens zoon was Refája; wiens zoon was Elása; wiens zoon was Azel.

    (1 Kronieken 9:44) Azel nu had zes zonen, en dit zijn hun namen: Azríkam, Bochru, en Ismaël, en Searja, en Obádja, en Hánan; dezen zijn Azels zonen.