Categorie: P woorden

  • Palestina

    Palestina

    is –in de oudste, breedste, niet-politieke zin– de landstreek in het oude Kanaän in de Levant die thans Israël en de Palestijnse Gebieden omvat, benevens delen van Jordanië, Syrië en Libanon. Zo opgevat lopen Palestina’s grenzen van de Libanese kustplaats Sidon oostwaarts tot aan Damascus, naar het zuiden tot aan de Golf van Akaba, en dan in noordwestelijke richting naar Rafah aan de Middellandse Zee. Nadat het Verenigd Koninkrijk in 1923 het Mandaatgebied Palestina bestuurlijk had gesplitst kreeg Transjordanië binnen het Britse mandaat beperkt zelfbestuur en werd de naam Palestina gebruikt voor het gebied ten westen van de Jordaan tussen Libanon in het noorden en de Sinaïwoestijn in het zuiden; een deel van de zuidelijke Levant. Bij het einde van het Britse mandaat in 1948 brak een oorlog uit. Bij de wapenstilstand van 1949 was Palestina verdeeld tussen de nieuw gestichte staat Israël, Transjordanië en Egypte. In 1994 kwam er Palestijns zelfbestuur, tegenwoordig bekend onder de naam Staat Palestina.

    Religieuze betekenis van Palestina

    In het politieke debat roept de naam Palestina vaak heftige emoties op. Het gebied is voor zowel het jodendom als het christendom als voor de islam van grote religieuze betekenis.

    Voor het jodendom is deze landstreek, ontleend aan de Tenach, het ‘Beloofde land’ of het ‘Land van Israël’ (in het Hebreeuws ארץ־ישראל, Erets Jisrael). Volgens de Hebreeuwse Bijbel, in het boek Genesis, zou het land Kanaän door God (in het Hebreeuws: JHWH) aan Abraham en zijn nakomelingen beloofd zijn. Na de uittocht uit Egypte en de tocht door de Sinaïwoestijn bereiken de Israëlieten het beloofde land en veroveren dat onder leiding van Jozua. Volgens het joodse geloof werd hiermee de belofte van God aan Abraham vervuld. Het spirituele centrum voor de joden werd de Joodse tempel in Jeruzalem die in 70 n.Chr. door de Romeinen verwoest werd. De westmuur van de tempel is sindsdien bekend als de Klaagmuur waar door joden gebeden wordt.

    Voor christenen refereert de naam Palestina aan het land, waar Jezus geboren werd, rondwandelde en zijn blijde boodschap predikte. De Hebreeuwse Bijbel maakt als Oude Testament deel uit van christendom waardoor de term ‘Beloofde land’ ook in het christendom bekend is. De geboorteplaats van Jezus, Bethlehem, zijn woonplaats Nazareth en Jeruzalem, de plaats waar hij gekruisigd werd, trekken al eeuwenlang pelgrims uit de hele wereld.

    Moslims geloven dat God (in het Arabisch: Allah) de Israëlieten in de tijd van Mozes verstoten heeft uit het grondgebied, omdat ze God niet eerbiedigden. De kalief Omar veroverde Palestina in 630. Voor de islam is Jeruzalem, waar de profeet Mohammed zijn Nachtreis zou hebben gemaakt, een heilige plaats. In 660 werd op die plek de Al-Aqsamoskee gebouwd.

    In Palestina liggen diverse plaatsen die door gelovigen in verband worden gebracht met personen die zowel in de Hebreeuwse Bijbel als in de Koran voorkomen. Een belangrijk heiligdom voor joden en moslims is de Grot van de Patriarchen in Hebron waar volgens de joodse overlevering Adam en Eva, Abraham en Sara, Isaac en Rebekka en Jacob en Lea begraven zijn. Deze plaats waarop de Ibrahimi moskee staat wordt in het Arabisch het ‘heiligdom van Ibrahim’ genoemd.

    (Wikipedia)

  • Psalmen

    Het boek der Psalmen heet in het Hebr. Tehilliem = lofliederen, Gr. Psalmoi = liederen met snarenspel. Het is een bundel van 150 gedichten die in 5 boeken zijn verdeeld en die alle met een lofzegging eindigen, (1-41; 42-72; 73-89; 90-106; 107-150). Ze heten wel: het gebedenboek van Israël. Als dichters worden genoemd: Mozes (90), David (3-9; 11-32; 34-41; 51-65; 68-70; 86; 101; 103; 108-110; 122; 124; 131; 133; 138145), Salomo (72, 127), Asaf (50; 73-83), Heman (88), Etan (89), de Kora-chieten (42; 44-49; 84; 85; 87; 88).
    Men onderscheidt verschillende typen psalmen:

    • Hymnen (bv. 8; 19; 29; 33 etc.).
    • Klaagliederen, a. van het volk (44; 74; 79; 80; 83; 137); b. van personen (bv. 3; 5; 7; 13 etc.).
    • Dankliederen (bv. 67; 124; 129).
    • Zegen- en vloekliederen (24; 128; 134; 137).
    • Wijsheids- en leergedichten (1; 49; 112; 127; 128; 133).

    In het n.t. worden psalmen geciteerd (Luc. 20:42; 24:44; Matt. 27:46;
    Hand. 1:20) en horen we dat er in de bijeenkomsten der gemeente psalmen worden gezongen (1 Kor. 14:26; Ef. 5:19; Kol. 3:16).

  • Publius

    Bevelhebber en landeigenaar op het eiland Malta die Paulus en de andere schipbreukelingen gastvrij ontving (Hand. 28:7).

  • Purim

    Loten, het feest, dat als herinnering aan redding van Joden in het Perzische rijk, ten tijde van Ahasveros (496-465 v. Chr.) uit grote gevaren, nadat door het lot een datum voor de vernietiging der Joden was vastgesteld (Est. 3:7), wordt gevierd (Est. 9:24). Het is een dag van veel plezier, men geeft elkaar geschenken en de armen worden goed bedacht (Est. 9:22).

  • Purper

    Een kostbare kleurstof, belangrijke handelswaar (Ez. 27:7; Hand. 16:14), verwerkt in de kleding der voornamen, vorsten, priesters (Spr. 31:22; Luc. 16:19; Richt. 8:26; Ex. 28:5). Purper was een liturgische kleur in priesterkleding en tabernakeluitrusting (Ex. 26:1; 28:15; Num. 4:6). De purperen mantel van Jezus (SV Matt. 27:28, NBG: scharlaken) was een gewone rode soldatenmantel.

  • Pontus

    Naam voor de Zwarte Zee en voor de daaraan grenzende n. kuststrook van Klein-Azië (Hand. 2:9; 18:2; 1 Petr. 1:1). Joden uit Pontus zijn in Jeruzalem op het pinksterfeest (Hand. 2:9).

  • Poort

    De af te sluiten toegang van een stad, paleis of tempel (Gen. 19:1; 2 Kon. 11:19; 1 Kron. 9:23). Meestal was er een pleintje bij de stadspoort. Veel van het openbare leven speelde zich hier af. Als er ‘gezeten’ wordt, rechtgesproken, gehandeld in de poort, stelle men zich zulk een druk poortmarktje voor (Deut. 21:19; 2 Kon. 7:1; Ruth 4:1,10; Ps. 69:13; Spr. 31:31; Jes. 29:21; Zach. 8:16). De profeet verkondigt er zijn boodschap, de leraar onderricht er zijn discipelen. (Jer. 17:19; Spr. 1:21; 8:3; vgl. Hand. 14:13). De Schone Poort in de tweede tempel scheidde de voorhoven van de heidenen en van de Israëlieten (Hand. 3:2, 10). Men zegt niet dat een vreemdeling binnen de muren van een stad woont, maar ‘binnen zijn poorten’ d.w.z. hij is binnengegaan in de samenleving en maakt er deel van uit (Deut. 14:21; 16:14). De woorden, die in het kokertje, de mezoeza, aan deurposten van een huis en de poorten van de stad worden gehecht, zullen het leven in het huis en de stad beïnvloeden (Deut. 6:9). Zo kan de poort aanduiding zijn van de tempel of de stad zelf. Als Jezus zegt: ‘de poorten der hel zullen de gemeente niet overweldigen’ (Matt. 16:18; vgl. Ps. 9:14; Job. 38:17; Jes. 38:10) dan bedoelt Hij dat alle onderwereldfiguren bij elkaar de kerk nog niet kunnen vernietigen. Hij merkt ook op dat de toegang tot het Koninkrijk van God en het eeuwigheidsleven nauw is en dat Hijzelf de deur is naar het leven (Matt. 7:13 v; Joh. 10:7, 9). In verband met de roep: ‘ontsluit mij de poorten der gerechtigheid (Ps. 118:19 v) wordt gesproken over een (tempel) – poort – liturgie. Bij de poorten wordt de tempelganger naar zijn ‘gerechtigheid’ gevraagd (Ps. 15, 24; Jes. 26:1 w); daarom heten die poorten: ‘poorten der gerechtigheid’. God komt dan Zelf met Zijn uitspraken (bij de poort-des-HEREN). Wie door de poort binnengaat is opgenomen in de sfeer van gerechtigheid (vgl. Jer. 31:23).P

  • Poortwachter

    Hij vervult vlg. Ezra, Nehemia en Kronieken een belangrijk priesterlijk ambt (Ezra 2:42; Neh. 7:1; 1 Kron. 9:17-26 etc.). Poort en dorpel zijn de grenzen tussen het profane en het heilige. Het openen en sluiten van de poort is een gewichtig moment. De wachter heeft ook toe te zien dat geen ‘onbevoegden’ binnenkomen (Deut. 23:1-8, 17:1) en dat de regels in acht worden genomen (vgl. Hand. 21:30). De oude berijming van Ps. 84: ‘k Waar liever in mijn bondsgods woning een dorpelwachter, dan gewend aan d’ijdle vreugd in ‘s bozen tent’ is niet alleen onjuist omdat in dit vers geen sprake is van een deurwachter maar ook omdat ten onrechte de indruk gewekt wordt dat deze functie een onbetekenend baantje zou zijn. We horen in de bijbel ook van poortwachters van een paleis of een stad (2 Sam. 18:26; 2 Kon. 7:10 v; Est.2:21; Joh. 18:16).