Aartsvaders


De aartsvaders die we kennen vanuit het jodendom en christendom zijn Abraham, Isaak en Jakob. Dit waren dé grote stamvaders met wie God verschillende verbonden sloot.

In de NBG-vertaling wordt het woord aartsvader gebruikt, maar in de Statenvertaling komt het woord niet voor. Daar wordt het woord patriarch gebruikt.

In het Nieuwe Testament worden overigens alleen Abraham en David aartsvader of patriarch genoemd (Hebreeën 7:4, Handelingen 2:29).


Zoekterm

NBG: Aartsvader(s) / Statenvertaling: Patriarch


Vertalingen

Engels: Patriarch

Duits: Erzvater

Hebreeuws: nvt

Grieks: πατριάρχης


Betekenis

van Dale

aarts·va·der, de (m.)

1· erenaam voor de eerste stamvaders van het Israëlitische volk (synoniem: patriarch)
2· eerwaardig grijsaard te midden van zijn talrijke familie (synoniem: patriarch)

Strong  (via The Word)

G3966 πατριάρχης patriarches (pa-triy-ar’-chees) n.
a progenitor, the ancestor and father of (“patriarch”).

KJV: patriarch
Root(s): G3965, G757


Typologie

Geen duidelijke typologische betekenis bekend.


Bijbelverzen

Het woord komt in 2 bijbelverzen voor:

(Handelingen 2:29) Gij mannen broeders, het is [mij] geoorloofd vrij uit tot u te spreken van den patriarch David, dat hij beide gestorven en begraven is, en zijn graf is onder ons tot op dezen dag.

(Hebreeën 7:4) Aanmerkt nu, hoe groot deze geweest zij, aan denwelken ook Abraham, de patriarch, tienden gegeven heeft uit den buit.

Deel dit artikel op: