Categorie: M woorden

  • Mond

    Heeft te maken met:

    1. eten (nog was hun spijze in hun mond, Ps. 78:30),
    2. ademen (ook is er geen adem in hun mond, Ps. 135:17),
    3. spreken (de aarde hore naar de woorden van mijn mond, Deut. 32:1).

    Wat betreft het onder 1. genoemde: ook de aarde heeft een mond, die opengesperd wordt en verslindt, de onderwereld is een monster met een ontzaglijke muil (Num. 16:30; Ps. 141:7; Openb. 12:16; vgl. Hab. 2:5). Met betrekking tot 3. zij verwezen naar de uitdrukking: het zwaard van de mond, d.w.z het scherpe, veroordelende woord (Job 5:15; Jes. 49:2; Openb. 2:16). ‘Uit zijn mond ging een 2-snijdend scherp zwaard’ (Openb. 1:16; 19:15). Een profeet is de mond van God, als hij Diens boodschap verkondigt (Jer. 15:19; Luc. 1:70; Hand. 3:18). De uitdrukking: mijn hand kuste mijn mond (Job 31:27) herinnert aan de kushand. Job heeft geen kussen geworpen in de richting van afgodsbeelden.

  • Muur

    Een plaats die ommuurd is, is een stad, in tegenstelling tot een dorp (Lev. 25:29 w). Een muur betekent kracht en bescherming (Jes. 25:12). Dat laatste geldt ook voor de ommuurde akker of wijngaard (Spr. 24:31; Jes. 5:5). In het bijzonder wordt er vaak over de muren van Jeruzalem gesproken (1 Kon. 3:1; 2 Kon. 14:13; Ezr. 4:12; Jes. 62:6; vgl. Openb. 21:12 vv). In overdrachtelijke zin is de muur een hindernis op de levensweg (2 Sam. 22:30), scheiding tussen Israël en de volken (Ef. 2:14), uitdrukking van macht en veiligheid (Ex. 14:22, 29; 1 Sam. 25:16; Jes. 26:1) of standvastigheid (Jer. 1:18; 15:20; Ez. 22:30).

  • Mordechai

    Van (de god) Mardoek. Neef en voogd van het joodse meisje Esther dat koningin wordt van het Perzische rijk (Est. 2:5-7). Hij ontdekte een samenzwering tegen de koning en stelde met Ester het Purimfeest in (Est. 9:28-32).

  • Muziekinstrumenten

    In 1 Kronieken 15:16 en Psalmen 150 worden allerlei muziekinstrumenten genoemd:

    • snaarinstrumenten zoals de citer, de harp en de luit
    • slaginstrumenten zoals de cimbaal (een klein bekken), de tamboerijn
    • blaasinstrumenten zoals de fluit, de schalmei, de bazuin of hoorn (sjofaar), de trompet.

    Luiten, harpen en cimbalen (1 Kronieken 15:16)
    Bazuin, luit, harp, trommel, fluit, snarenspel, orgel, cimbalen (Psalmen 150)

    De muziek was tempelmuziek, maar ook volksmuziek op het oogstfeest (Amos 6:5; Jesaja 5:12), bij het overwinningsfeest (Richteren 11:34; 1 Samuël 18:6; Psalmen 68:26), de dodenklacht (Jeremía 48:36).

    Alámoth
    Alámoth is een muziekterm en is waarschijnlijk een toespeling op de sopraanstemmen van jonge vrouwen. De term werd blijkbaar gebruikt om aan te geven dat een lied of muziekstuk in hoge stemming/register moest worden uitgevoerd.

    Fluit
    Het muziekinstrument dat door sommigen als een soort doedelzak wordt getekend, maar door de meesten gezien wordt als een herdersfluit, een dubbele rietfluit waarop geblazen wordt (Genesis 4:21; Job 21:12; Psalmen 150:4; Jesaja 30:29; Daniël 3:5). Jezus vergelijkt mensen, die niet naar Johannes de Doper of Hemzelf luisterden, met kinderen die niet gaan dansen als er op de fluit gespeeld wordt. Zij willen niet naar hun ‘pijpen’ dansen (Matthéüs 11:16 ev.).

  • More

    Leraar. Terebint bij Sichem, waar Abram de godsspraak ontving (Gen. 12:6). Volgens Deut. 11:30 was hier sprake van vele terebinten. Hoewel de naam Moré in NBG er niet genoemd wordt, wordt deze plaats toch bedoeld in Gen. 35:4; Joz. 24:26 en Richt. 9:37: de waarzeggersterebint.

  • Mysie

    Streek in n.w. Klein-Azië (Hand. 16:7). Paulus bezocht dit gebied op zijn 2e en 3e reis. In Troas droomde hij van de Macedoniër (Hand. 16:8 vv) en genas hij Eutyches (20:5 vv). Pergamum was de belangrijkste stad (Openb. 2:12-17).

  • Morgenster

    De planeet Venus, die ook Lucifer (= lichtdrager) wordt genoemd. Het is een titel voor de koning van Babel: ‘hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zon des dageraads?’ (Jes. 14:12), en voor de verhoogde Christus in 2 Petr. 1:19; Openb. 2:28; 22:16. De naam Lucifer wordt in het n.t. nog niet voor de satan gebruikt. Dat gebeurt eerst later door een verkeerde verbinding van Luc. 10:18 en Jes. 14:12.

  • Moria

    Plaats waar God ziet, of: waar God gezien wordt. Het land waar Abraham zijn zoon Isaak moest offeren (Gen. 22:2), en de berg waar Salomo de tempel bouwde (op de dorsvloer van Arauna, 2 Kron. 3:1; vgl. 2 Sam. 24:25). In de joodse overlevering zijn deze plaatsen dezelfden.

  • Morren

    Het murmureren, het mopperen van het volk in de woestijn tegen Mozes en God in moeilijke omstandigheden, waaruit blijkt dat men slechts schoorvoetend en onwillig met de leider meeging (Ex. 15:24; 16:2,7 v; Num. 14:2, 27, 29, 36; 16:11; Ps. 106:25; 1 Kor. 10:10). In het n.t. wordt er door Farizeeërs, Schriftgeleerden en ook discipelen gemord over het optreden van Jezus (Luc. 5:30; 15:12; 19:7; Joh. 6:41, 43, 61).