Categorie: A namen

  • Asvath

    Eigennaam ♂

    Betekenis: ≈ Genot – helder – glad – blind

    De laatste van de drie zonen van Jaflet, achterkleinzoon van Aser

    Bijbelverzen:

    (1 Kronieken 7:33) De kinderen van Jaflet nu waren Pasach, en Bimhal, en Asvath; dit waren de kinderen van Jaflet.

  • Asteroth-Karnáïm

    Plaatsnaam

    Betekenis: Tweehoornige Astarte

    Bijbelverzen:

    (Genesis 14:5) Zo kwam Kedor-Laómer in het veertiende jaar, en de koningen, die met hem waren, en sloegen de Refaïeten in Asteroth-Karnáïm, en de Zuzieten in Ham, en de Emieten in Schave-Kiriatháïm;

  • Astoreth

    Eigennaam ♀

    Betekenis: koningin des hemels

    De maangodin van de Feniciërs, die het passieve principe in de natuur vertegenwoordigt, hun belangrijkste vrouwelijke godheid; vaak geassocieerd met de naam van Baäl, de zonnegod, hun belangrijkste mannelijke godheid.

    Bijbelverzen:

    (1 Koningen 11:5) Want Sálomo wandelde Astoreth, den god der Sidoniërs, na, en Milchom, het verfoeisel der Ammonieten.

    (1 Koningen 11:33) Daarom dat zij Mij verlaten, en zich nedergebogen hebben voor Astoreth, den god der Sidoniërs, Kamos, den god der Moabieten, en Milchom, den god der kinderen Ammons; en niet gewandeld hebben in Mijn wegen, om te doen wat recht is in Mijn ogen, te weten Mijn inzettingen en Mijn rechten; gelijk zijn vader David.

    (2 Koningen 23:13) De hoogten ook, die vooraan Jeruzalem waren, dewelke waren ter rechterhand van den berg Mashith, die Sálomo, de koning van Israël, voor Astoreth, het verfoeisel der Sidoniërs, en voor Kamos, het verfoeisel der Moabieten, en voor Milchom, den gruwel der kinderen Ammons, gebouwd had, verontreinigde de koning.

  • Astharôth

    Plaatsnaam

    Betekenis: Overvloed aan rijkdom – groeiende schaapskudde

    Een stad ten oosten van de Jordaan in Basan, in het koninkrijk Og, waarschijnlijk zo genoemd omdat de stad de plaats van de aanbidding van de gelijknamige godin was.

    Bijbelverzen:

    Deuteronomium 1:4 – Jozua 9:10 – Jozua 12:4 – Jozua 13:12 – Jozua 13:31 – Richteren 2:13 – Richteren 10:6 – 1 Samuël 31:10 – 1 Kronieken 6:71

  • Assus

    Plaatsnaam

    Betekenis: Dichtbij komen – nabij – naderend

    Bijbelverzen:

    (Handelingen 20:13) Maar wij, vooruit naar het schip gegaan zijnde, voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; want hij had het alzo bevolen, en hij zelf zou te voet gaan.

    (Handelingen 20:14) En als hij zich te Assus bij ons gevoegd had, namen wij hem in, en kwamen te Mityléne.

  • Assir

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Gevangene – stevig gebonden

    1. Een leviet uit de familie van Korah
    2. Een zoon van Ebjásaf en kleinzoon van Assir. Samuël stamde van hem af
    3. Een zoon van Jechónia, koning van Juda.

    Bijbelverzen:

    (Éxodus 6:24) (6:23) En de zonen van Korah waren: Assir, en Elkana, en Abiásaf; dat zijn de huisgezinnen der Korachieten.

    (1 Kronieken 3:17) En de kinderen van Jechónia waren Assir; zijn zoon was Sealthiël;

    (1 Kronieken 6:22) De kinderen van Kahath waren: zijn zoon Amminádab; zijn zoon Korah; zijn zoon Assir;

    (1 Kronieken 6:23) Zijn zoon Elkana; en zijn zoon Ebjásaf; en zijn zoon Assir;

    (1 Kronieken 6:37) Den zoon van Tahath, den zoon van Assir, den zoon van Ebjásaf, den zoon van Korah,

  • Asriël

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Gelofte van God

    Bijbelverzen:

    (Numeri 26:31) En van Asriël het geslacht der Asriëlieten; en van Sechem het geslacht der Sechemieten;

    (Jozua 17:2) Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar hun huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiézer, en de kinderen van Helek, en de kinderen van Asriël, en de kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen van Semída. Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen.

    (1 Kronieken 7:14) De kinderen van Manasse waren Asriël, welken de vrouw van Gílead baarde; doch zijn bijwijf, de Syrische, baarde Machir, den vader van Gílead.

  • Aspenaz

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Paardenneus – gewijde tovenaar

    Bijbelverzen:

    (Daniël 1:3) En de koning zeide tot Aspenaz, den overste zijner kamerlingen, dat hij voorbrengen zou enigen uit de kinderen Israëls, te weten, uit het koninklijk zaad, en uit de prinsen;

  • Asnoth-Thabor

    Naam van gebergte

    Betekenis: Toppen van de Thabor

    Bijbelverzen:

    (Jozua 19:34) En deze landpale wendt zich westwaarts naar Asnoth-Thabor, en van daar gaat zij voort naar Hukkok, en zij reikt aan Zebulon tegen het zuiden, en aan Aser reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan de Jordaan tegen den opgang der zon.

  • Asnath

    Eigennaam ♀

    Betekenis: Geschenk van de zonnegod

    Een Egyptische naam, wat “geschenk van de zonnegod” betekent, dochter van Potiféra, priester van On, echtgenote van Jozef. Ze was de moeder van Manasse en Efraïm.

    Bijbelverzen:

    (Genesis 41:45) En Faraö noemde Jozefs naam Zafnath Paänéah, en gaf hem Asnath, de dochter van Potiféra, overste van On, tot een vrouw; en Jozef toog uit door het land van Egypte.

    (Genesis 41:50) En Jozef werden twee zonen geboren, eer er een jaar des hongers aankwam, die Asnath, de dochter van Potiféra, overste van On, hem baarde.

    (Genesis 46:20) En Jozef werden geboren in Egypteland, Manasse en Efraïm, die hem Asnath, de dochter van Potiféra, den overste te On, baarde.