Zacharia (HSV)



Zacharia 1

Zacharia 1:1 In de achtste maand, in het tweede jaar van Darius, kwam het woord van de HEERE tot Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo, de profeet:
Zacharia 1:2 De HEERE is zeer toornig geweest op uw vaderen.
Zacharia 1:3 Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Keer terug naar Mij, spreekt de HEERE van de legermachten, dan zal Ik naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.
Zacharia 1:4 Wees niet als uw vaderen, tot wie de vroegere pro­feten gepredikt hebben: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Bekeer u toch van uw slechte wegen en van uw slechte daden. Maar zij luisterden niet en sloegen geen acht op Mij, spreekt de HEERE.
Zacharia 1:5 Uw vaderen, waar zijn zij? En de profeten, leven zij voor eeuwig?
Zacharia 1:6 Maar Mijn woorden en Mijn verordeningen, die Ik Mijn dienaren, de profeten, geboden had, hebben die uw vaderen niet getroffen, zodat zij zich bekeerden? Zij zeiden: Zoals de HEERE van de legermachten Zich voorgenomen had met ons te doen, overeenkomstig onze wegen en onze daden, zo heeft Hij met ons gedaan.
Zacharia 1:7 Op de vierentwintigste dag van de elfde maand
Zacharia – dat is de maand Sjebat – in het tweede jaar van Darius, kwam het woord van de HEERE tot Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo, de profeet:
Zacharia 1:8 Ik zag ’s nachts, en zie, een Man Die op een rood paard reed en Hij stond tussen de mirten die zich in de diepte bevon­den, en achter Hem waren er rode, bruine en witte paarden.
Zacharia 1:9 Ik zei: Mijn Heere, wat bete­kenen deze dingen? Toen zei de Engel Die met mij sprak tegen mij: Ík zal u laten zien wat deze dingen betekenen.
Zacharia 1:10 Toen antwoordde de Man Die tussen de mirten stond: Dit zijn degenen die de HEERE uitgezonden heeft om het land door te gaan.
Zacharia 1:11 En zij antwoordden de Engel van de HEERE, Die tussen de mirten stond, en zeiden: Wij zijn het land doorge­gaan, en zie, heel het land zit neer en is stil.
Zacharia 1:12 Toen antwoordde de Engel van de HEERE en zei: HEERE van de legermachten, hoelang is het nog dat U Zich niet ontfermt over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop U deze zeventig jaar toornig bent geweest?
Zacharia 1:13 De HEERE antwoordde de Engel Die met mij sprak met goede woorden, troostrijke woorden.
Zacharia 1:14 De Engel Die met mij sprak, zei tegen mij: Predik: Zo zegt de HEERE van de legermacht­en: Met grote na-ijver zet Ik Mij in voor Jeruzalem en voor Sion.
Zacharia 1:15 Maar Ik ben zeer toor­nig op die zorgeloze heidenvolken. Ík was een weinig toornig, maar zíj hebben geholpen het erger te maken.
Zacharia 1:16 Daarom, zo zegt de HEERE: Ik ben naar Jeruzalem teruggekeerd met barmhartigheid; Mijn huis zal erin herbouwd worden, spreekt de HEERE van de legermacht­en, en het meetlint zal over Jeruzalem uitgespannen worden.
Zacharia 1:17 Predik verder: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Mijn steden zullen nog uitbreiden vanwege het goede, de HEERE zal Sion nog troosten en Jeruzalem nog verkiezen.
Zacharia 1:18 Ik sloeg mijn ogen op en zag, en zie: vier horens.
Zacharia 1:19 En ik zei tegen de Engel Die met mij sprak: Wat betekenen deze ho­rens? En Hij zei tegen mij: Dat zijn de horens die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid heb­ben.
Zacharia 1:20 Vervolgens liet de HEERE mij vier smeden zien.
Zacharia 1:21 Toen zei ik: Wat komen die doen? Hij zei: Dat waren de horens die Juda verstrooid hebben, zozeer dat niemand zijn hoofd kon opheffen. Maar dezen zijn gekomen om hun schrik aan te jagen en om de horens van de heidenvolken neer te werpen, die de hoorn opgeheven hebben tegen het land Juda om het te verstrooien.

Zacharia 2

Zacharia 2:1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een meetsnoer in Zijn hand.
Zacharia 2:2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik ga Jeruzalem opmeten om te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn lengte zal zijn.
Zacharia 2:3 En zie, de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en een andere engel trad Hem tegemoet.
Zacharia 2:4 En Hij zei tegen hem: Loop snel, spreek tot die jongeman en zeg: Jeruzalem zal niet ommuurd blijven, vanwege de veelheid aan mensen en dieren in haar midden.
Zacharia 2:5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de HEERE, een muur van vuur rondom, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid zijn.
Zacharia 2:6 O, o, vlucht dan uit het land van het noorden! spreekt de HEERE, want Ik heb u verspreid over de vier windstreken van de hemel, spreekt de HEERE.
Zacharia 2:7 O, Sion! Zie te ontkomen, u die woont bij de dochter van Babel!
Zacharia 2:8 Want zo zegt de HEERE van de legermachten: Nadat Hij heer­lijkheid heeft beloofd, heeft Hij mij gezonden tot die heidenvolken die u beroven, want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.
Zacharia 2:9 Want, zie, Ik beweeg Mijn hand over hen en zij zullen hun dienaren tot buit worden. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten mij ge­zonden heeft.
Zacharia 2:10 Juich en verblijd u, dochter van Sion, want, zie, Ik kom, en zal in uw mid­den wonen, spreekt de HEERE.
Zacharia 2:11 Veel heidenvolken zullen op die dag bij de HEERE ge­voegd worden en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten Mij tot u gezonden heeft.
Zacharia 2:12 De HEERE zal Juda in eigendom nemen als Zijn deel in het heilige land. Hij zal Jeruzalem nog verkiezen.
Zacharia 2:13 Wees stil voor het aangezicht van de HEERE, alle vlees, want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning.

Zacharia 3

Zacharia 3:1 Daarna liet Hij mij de hogepriester Jozua zien, die voor het aangezicht van de Engel van de HEERE stond, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen.
Zacharia 3:2 De HEERE zei echter tegen de satan: De HEERE zal u bestraffen, satan! De HEERE, Die Jeruza­lem verkiest, zal u bestraffen. Is deze Jozua niet een stuk brandhout dat aan het vuur ontrukt is?
Zacharia 3:3 Nu was Jozua in vuile kleren gekleed, terwijl hij voor het aangezicht van de Engel stond.
Zacharia 3:4 Toen nam Hij het woord en zei tegen hen die voor Zijn aangezicht stonden: Trek hem de vuile kleren uit! Daarop zei Hij tegen hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weg­genomen en zal u feestkleren aantrekken.
Zacharia 3:5 Vervolgens zei Ik: Laat hen een reine tulband op zijn hoofd zetten. Daarop zetten zij de reine tulband op zijn hoofd en trokken hem feestkle­ren aan, terwijl de Engel van de HEERE erbij stond.
Zacharia 3:6 Toen verzekerde de Engel van de HEERE Jozua:
Zacharia 3:7 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Als u in Mijn wegen gaat en als u uw taak ten behoeve van Mij vervult, dan zult ook Mijn huis besturen, en ook Mijn voor­hoven bewaken, en zal Ik u omgang geven met hen die hier staan.
Zacharia 3:8 Luister toch, hoge­priester Jozua, u en uw vrienden die vr u zitten, – zij zijn immers een wonderteken – want zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen.
Zacharia 3:9 Want zie, wat betreft de steen die Ik voor Jozua neergelegd heb, op die ene steen zullen zeven ogen zijn. Zie, Ik zal er Zijn graver­ing in aanbrengen, spreekt de HEERE van de legermachten. Ik zal de ongerechtigheid van dit land op één dag wegnemen.
Zacharia 3:10 Op die dag, spreekt de HEERE van de legermachten, zal ieder zijn naaste uitnodigen onder de wijnstok en onder de vijgenboom.

Zacharia 4

Zacharia 4:1 De Engel Die met mij sprak, kwam terug en wekte mij, zoals iemand die uit zijn slaap ge­wekt wordt.
Zacharia 4:2 Hij zei tegen mij: Wat ziet u? Daarop zei ik: Ik zie, en zie, een kandelaar, ge­heel van goud, met een olievaatje aan de bovenkant ervan en daarbovenop zeven bijbehor­ende lampen met telkens zeven toevoerbuisjes aan de lampen, die daarboven zitten,
Zacharia 4:3 met twee olijfbomen ernaast, een aan de rechterkant van het olievaatje en een aan de linkerkant ervan.
Zacharia 4:4 Ik antwoordde en zei tegen de Engel Die met mij sprak: Mijn Heere, wat betekenen deze dingen?
Zacharia 4:5 Toen antwoordde de Engel Die met mij sprak, en zei tegen mij: Weet u niet wat deze dingen betekenen? Ik zei: Nee, mijn Heere.
Zacharia 4:6 Daarop antwoordde Hij en zei tegen mij: Dit is het woord van de HEERE tot Zerubbabel: Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest, zegt de HEERE van de legermachten.
Zacharia 4:7 Wie bent u, grote berg? Voor de ogen van Zerubbabel zult u een vlakte worden. Hij zal de sluitsteen aandragen onder luid geroep: Genade, genade zij hem!
Zacharia 4:8 Het woord van de HEERE kwam tot mij:
Zacharia 4:9 De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voltooien. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten Mij tot u gezonden heeft.
Zacharia 4:10 Want wie veracht de dag van de kleine dingen, terwijl die zeven blij zijn als zij het tinnen gewicht zien in de hand van Zerubbabel? Die zeven zijn de ogen van de HEERE, die over heel de aarde trekken.
Zacharia 4:11 Daarna antwoordde ik en zei tegen Hem: Wat betekenen die twee olijfbomen aan de re­chterkant van de kandelaar en aan de linkerkant ervan?
Zacharia 4:12 En voor de tweede keer ant­woordde ik en zei tegen Hem: Wat betekenen die twee olijftakken die door twee gouden buisjes gouden olie uit zich weg laten lopen?
Zacharia 4:13 Toen sprak Hij tot mij: Weet u niet wat deze dingen betekenen? Ik zei: Nee, mijn Heere.
Zacharia 4:14 Daarop zei Hij: Dat zijn de twee gezalf­den, die bij de Heere van heel de aarde staan.

Zacharia 5

Zacharia 5:1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, een vliegende boekrol.
Zacharia 5:2 Hij zei tegen mij: Wat ziet u? En ik zei: Ik zie een vliegende boekrol. Zijn lengte is twintig el en zijn breedte tien el.
Zacharia 5:3 Toen zei Hij tegen mij: Dit is de vloek die zal uitgaan over heel het land. Volgens deze vloek zal namelijk ieder die steelt, vanhier weggevaagd worden, en volgens deze vloek zal ieder die een valse eed aflegt, vanhier weggevaagd worden.
Zacharia 5:4 Ik heb deze vloek doen uit­gaan, spreekt de HEERE van de legermachten. Hij zal naar het huis van de dief gaan, en naar het huis van hem die in Mijn Naam een valse eed aflegt. Hij zal midden in zijn huis over­nachten en het vernietigen, met zijn hout en zijn stenen.
Zacharia 5:5 En de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en zei tegen mij: Sla toch uw ogen op en zie wat daar tevoorschijn komt.
Zacharia 5:6 Ik zei: Wat is dat? Hij zei: Dat is een efa die tevoorschijn komt. Hij zei: Dat is het oog dat over hen waakt in heel het land.
Zacharia 5:7 En zie, een loden deksel werd opgelicht, en er was een vrouw, die midden in de efa zat.
Zacharia 5:8 En Hij zei: Dit is vrouwe Goddeloosheid. Hij wierp haar terug midden in de efa en Hij wierp het loden gewicht op de opening ervan.
Zacharia 5:9 Ik sloeg mijn ogen op en zag, en zie, twee vrouwen kwamen tevoorschijn met de wind onder hun vleugels. Zij hadden vleugels als de vleugels van een ooievaar en zij tilden de efa op tussen de aarde en de hemel.
Zacharia 5:10 Toen zei ik tegen de Engel Die met mij sprak: Waar brengen zij deze efa heen?
Zacharia 5:11 Hij zei tegen mij: Naar het land Sinear om voor haar een huis te bouwen. Is het gereed, dan wordt zij daar op haar voetstuk geplaatst.

Zacharia 6

Zacharia 6:1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, vier wagens kwamen tevoorschijn tussen twee bergen, en die bergen waren bergen van koper.
Zacharia 6:2 De eerste wagen had rode paarden, de tweede wagen zwarte paarden,
Zacharia 6:3 de derde wagen witte paarden en de vierde wagen sterke, gevlekte paarden.
Zacharia 6:4 Ik nam het woord en zei tegen de Engel Die met mij sprak: Wat betekenen deze wagens, mijn Heere?
Zacharia 6:5 Daarop antwoordde de Engel en zei tegen mij: Dat zijn de vier winden van de hemel, die eropuit trekken van de plaats waar zij voor de Heere van heel de aarde hebben gestaan.
Zacharia 6:6 Die de zwarte paarden hebben, trekken uit naar het land van het noorden; de witte paarden trekken uit, hen achterna, en de gevlekte trekken uit naar het land van het zuiden.
Zacharia 6:7 En de sterke paarden trokken uit en wilden het land door­gaan, want Hij had gezegd: Ga, ga het land door. Toen gingen zij het land door.
Zacharia 6:8 Vervol­gens riep Hij mij en sprak tot mij: Zie, zij die zijn uitgetrokken naar het land van het noorden, hebben Mijn geest doen rusten in het land van het noorden.
Zacharia 6:9 Het woord van de HEERE kwam tot mij:
Zacharia 6:10 Neem van de ballingen, van Cheldaï, Tobia en Jedaja, gaven in ontvangst. En u moet op die dag zelf komen en het huis van Josia, de zoon van Zefanja, binnengaan, waar die mannen uit Babel naartoe gekomen zijn.
Zacharia 6:11 Neem zilver en goud en maak kronen, en zet die op het hoofd van de hogepriester Jozua, de zoon van Jozadak,
Zacharia 6:12 en zeg tegen hem: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, een Man – Zijn Naam is SPRUIT – zal uit Zijn plaats opkomen, en Hij zal de tempel van de HEERE bouwen.
Zacharia 6:13 Ja, Híj zal de tempel van de HEERE bouwen, Híj zal met majesteit bekleed zijn, Hij zal zitten en heersen op Zijn troon. Hij zal Priester zijn op Zijn troon; tussen die Beiden zal vredesberaad plaatsvinden.
Zacharia 6:14 En de kronen zullen voor Chelem, Tobia, Jedaja en Chen, de zoon van Zefanja, tot een gedachtenis in de tempel van de HEERE zijn.
Zacharia 6:15 Men zal van verre komen en bouwen aan de tempel van de HEERE. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten mij tot u ge­zonden heeft. Dit zal gebeuren als u aandachtig zult luisteren naar de stem van de HEERE, uw God.

Zacharia 7

Zacharia 7:1 Het gebeurde in het vierde jaar van koning Darius, op de vierde van de negende maand, in de maand Chisleu, dat het woord van de HEERE tot Zacharia kwam.
Zacharia 7:2 Toen men Sarezer en Regem-Melech met zijn mannen naar het huis van God had gestuurd om te trachten het aan­gezicht van de HEERE gunstig te stemmen,
Zacharia 7:3 zeiden zij tegen de priesters die in het huis van de HEERE van de legermachten waren, en tegen de profeten: Moet ik in de vijfde maand blijven treuren en mij blijven afzonderen, zoals ik dit nu al zoveel jaren gedaan heb?
Zacharia 7:4 Toen kwam het woord van de HEERE van de legermachten tot mij:
Zacharia 7:5 Zeg tegen de hele bevolking van het land en tegen de priesters: Wanneer u deze zeventig jaar gevast en rouw bedreven hebt in de vijfde en in de zevende maand, hebt u dan werkelijk voor Mij gevast?
Zacharia 7:6 Of als u at en als u dronk, was u het niet die at en was u het niet die dronk?
Zacharia 7:7 Zijn dit niet de woorden die de HEERE liet prediken door de dienst van de vroegere profeten, toen Jeruzalem met zijn omliggende steden bewoond en gerust was, en het Zuiderland en het Laagland bewoond waren?
Zacharia 7:8 Verder kwam het woord van de HEERE tot Zacharia:
Zacharia 7:9 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Vel een betrouwbaar oordeel, bewijs elkaar goedertierenheid en barmhar­tigheid.
Zacharia 7:10 Onderdruk weduwe noch wees, vreemdeling noch arme. Bedenk in uw hart geen kwaad tegen elkaar.
Zacharia 7:11 Maar zij weigerden er acht op te slaan, zij zetten hun schouder er dwars tegenin en stopten hun oren toe om niet te hoeven luisteren.
Zacharia 7:12 Zij maakten hun hart als diamant, om maar niet te hoeven luisteren naar de wet en de woorden die de HEERE van de legermachten door Zijn Geest gezonden had, door de dienst van de vroegere profeten. Daardoor is grote verbolgenheid bij de HEERE van de legermachten ontstaan.
Zacharia 7:13 Daarom is het gebeurd zoals Hij geroepen had maar waarnaar zij niet geluisterd hadden, evenzo riepen zij maar luisterde Ik niet, zegt de HEERE van de legermachten.
Zacharia 7:14 Ik heb hen echter met een storm weggeblazen naar alle heidenvolken, die zij niet kenden. Het land werd achter hen verwoest, zodat niemand erdoorheen kon trekken of ernaar terugkeren. Zo maakten zij van het begerenswaardige land een woestenij.

Zacharia 8

Zacharia 8:1 Het woord van de HEERE van de legermachten kwam tot mij:
Zacharia 8:2 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Ik heb Mij met grote na-ijver voor Sion ingezet, ja, met grote grimmigheid heb Ik Mij voor haar ingezet.
Zacharia 8:3 Zo zegt de HEERE: Ik ben naar Sion teruggekeerd en Ik zal midden in Jeruzalem wonen. Jeruzalem zal ‘stad van de waarheid’ genoemd worden, de berg van de HEERE van de legermachten ‘de heilige berg’.
Zacharia 8:4 Zo zegt de HEERE van de leger­machten: Er zullen weer oude mannen en oude vrouwen zitten op de pleinen van Jeruzalem, ieder met zijn stok in zijn hand vanwege de hoge leeftijd.
Zacharia 8:5 De pleinen van de stad zullen vol worden met jongens en meisjes die spelen op haar pleinen.
Zacharia 8:6 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Al zou het in die dagen wonderlijk zijn in de ogen van het overblijfsel van dit volk, zou het ook in Mijn ogen wonderlijk zijn? spreekt de HEERE van de legermachten.
Zacharia 8:7 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Zie, Ik ga Mijn volk verlossen uit het land waar de zon opkomt en uit het land waar de zon ondergaat.
Zacharia 8:8 Ik zal hen hierheen brengen, zij zullen midden in Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn, in waarheid en in gerechtigheid.
Zacharia 8:9 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Grijp moed, u die in deze dagen deze woorden gehoord hebt uit de mond van de profeten die er waren op de dag waarop het huis van de HEERE van de legermachten gegrondvest werd om de tempel te herbouwen.
Zacharia 8:10 Vr die dagen was er immers geen loon voor de mensen, en was er geen loon voor het vee. Voor wie uittrok en wie binnenkwam, was er geen vrede, vanwege de tegen­stander, want Ik zette alle mensen tegen elkaar op.
Zacharia 8:11 Maar nu zal Ik voor het overblijfsel van dit volk niet meer zijn zoals in de vorige dagen, spreekt de HEERE van de legermachten.
Zacharia 8:12 Want het zaad zal voorspoedig zijn, de wijnstok zal zijn vrucht geven, het land zal zijn opbrengst geven, de hemel zal zijn dauw geven. Ik zal het overblijfsel van dit volk dit alles in erfelijk bezit doen nemen.
Zacharia 8:13 Het zal gebeuren, zoals u, huis van Juda en huis van Israël, een vloek onder de heidenvolken geweest bent, zo zal Ik u verlossen en zult u een zegen wor­den. Wees niet bevreesd, grijp moed.
Zacharia 8:14 Want zo zegt de HEERE van de legermachten: Zoals Ik Mij had voorgenomen u kwaad te doen, toen uw vaderen Mij zeer toornig maakten, zegt de HEERE van de legermachten, en Ik er geen berouw over gekregen heb,
Zacharia 8:15 zo heb Ik Mij in deze dagen opnieuw voorgenomen goed te doen aan Jeruzalem en aan het huis van Ju­da. Wees niet bevreesd!
Zacharia 8:16 Dit zijn de dingen die u doen moet: spreek de waarheid tegen el­kaar, oordeel naar waarheid in uw poorten met een oordeel dat de vrede dient,
Zacharia 8:17 bedenk in uw hart geen kwaad tegen elkaar en heb een valse eed niet lief, want dit alles is iets wat Ik haat, spreekt de HEERE.
Zacharia 8:18 Het woord van de HEERE van de legermachten kwam tot mij:
Zacharia 8:19 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Het vasten in de vierde, het vasten in de vijfde, het vasten in de zevende en het vasten in de tiende maand, zal voor het huis van Juda worden tot vreugde, tot blijdschap en tot vreugdevolle feestdagen. Heb dan de waarheid en de vrede lief!
Zacharia 8:20 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Er zullen weer volken komen en inwoners van veel steden.
Zacharia 8:21 De inwoners van de ene stad zullen gaan naar die van de andere en zeg­gen: Laten we meteen gaan om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen, om de HEERE van de legermachten te zoeken; ík zal ook gaan.
Zacharia 8:22 Dan zullen veel volken komen en machtige heidenvolken, om de HEERE van de legermachten in Jeruzalem te zoeken en om het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen.
Zacharia 8:23 Zo zegt de HEERE van de leger­machten: In die dagen zal het gebeuren dat tien mannen uit alle talen van de heidenvolken, vastgrijpen, ja, de punt van de mantel van een Joodse man zullen zij vastgrijpen, en zeggen: Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is.

Zacharia 9

Zacharia 9:1 Een last, het woord van de HEERE in het land Chadrach. Damascus zal zijn rustplaats zijn, want de HEERE heeft oog voor mensen, net als voor al de stammen van Israël,
Zacharia 9:2 en ook voor Hamath, dat eraan grenst, en voor Tyrus en Sidon, al zijn zij nog zo wijs.
Zacharia 9:3 Tyrus heeft voor zichzelf een vestingwal gebouwd, zilver opgehoopt als stof, en bewerkt goud als slijk op straat.
Zacharia 9:4 Zie, de Heere zal het in bezit nemen, Hij zal zijn vesting in de zee verslaan, zelf zal het door vuur verteerd worden.
Zacharia 9:5 Askelon zal het zien en bevreesd zijn, evenals Gaza, en het zal hevig beven, ook Ekron, omdat zijn verwachting wordt beschaamd. De kon­ing zal uit Gaza verdwijnen en Askelon zal onbewoond zijn.
Zacharia 9:6 De bastaard zal in Asdod wo­nen; Ik zal de trots van de Filistijnen uitroeien.
Zacharia 9:7 Ik zal zijn bloed uit zijn mond verwijde­ren, zijn afschuwelijke dingen van tussen zijn tanden. Ook híj zal overblijven voor onze God. Hij zal zijn als een leider in Juda, en Ekron als een Jebusiet.
Zacharia 9:8 Ik zal Mij als een wacht rond Mijn huis legeren, vanwege het leger dat heen en weer trekt, zodat geen onderdrukker meer tegen hen optrekt. Nu heb Ik het immers met eigen ogen gezien!
Zacharia 9:9 Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin.
Zacharia 9:10 Ik zal de strijdwagens uit Efraïm wegnemen, en de paarden uit Jeruzalem. De strijdboog zal weggenomen worden. Hij zal vrede verkondigen aan de heidenvolken. Zijn heerschappij zal zijn van zee tot zee, van de rivier de Eufraat tot aan de einden der aarde.
Zacharia 9:11 Wat u aangaat, vanwege het bloed van uw verbond heb Ik uw gevangenen vrijgelaten uit de put waar geen water in is.
Zacharia 9:12 Keer terug naar de burcht, u, gevangenen die hoop hebt! Ook heden verkon­dig Ik: Ik zal u dubbel vergoeden,
Zacharia 9:13 als Ik Mij Juda zal hebben gespannen, en Ik Efraïm op de boog zal hebben gelegd, en Ik uw zonen, Sion, zal hebben opgezet tegen uw zonen, Grie­kenland, en Ik u gemaakt zal hebben als het zwaard van een held.
Zacharia 9:14 De HEERE zal boven hen verschijnen: als een bliksem zal Zijn pijl uitschieten. De Heere HEERE zal op de bazuin blazen, en Hij zal optrekken in zuiderstormen.
Zacharia 9:15 De HEERE van de legermachten zal hen beschermen; zij zullen eten en de slingerstenen vertrappen, zij zullen drinken en feestgedruis maken als van wijn, zij zullen vol worden als het sprengbekken, als de hoeken van het altaar.
Zacharia 9:16 Op die dag zal de HEERE, hun God, hen verlossen, als de kudde van Zijn volk, want als edelstenen in een diadeem zullen zij schitteren in Zijn land,
Zacharia 9:17 want hoe groot is Zijn geluk, en hoe groot Zijn schoonheid! Het koren zal de mond van de jongemannen, en de nieuwe wijn die van de meisjes doen overlopen.

Zacharia 10

Zacharia 10:1 Vraag de HEERE om regen ten tijde van de late regen. De HEERE maakt de onweers­wolken, en Hij zal hun regen geven voor ieder gewas op het veld,
Zacharia 10:2 want de afgodsbeelden spreken bedrog, en de waarzeggers schouwen leugen; ook spreken zij van valse dromen, zij troosten met vluchtige woorden. Daarom zijn zij weggetrokken als schapen; zij worden ver­drukt, want er is geen herder.
Zacharia 10:3 Tegen de herders is Mijn toorn ontbrand, en de bokken straf Ik. Ja, de HEERE van de legermachten zal omzien naar Zijn kudde, het huis van Juda. Hij zal hen maken als Zijn prachtige paard in de strijd.
Zacharia 10:4 Daaruit zal de hoeksteen, daaruit zal de tentpin, daaruit zal de strijdboog, daaruit zullen alle onderdrukkers tezamen voortko­men.
Zacharia 10:5 Zij zullen als helden zijn die in de strijd de vijanden in het slijk van de straat ver­trappen. Ja, zij zullen strijden, want de HEERE zal met hen zijn. Zij zullen de ruiters be­schaamd maken.
Zacharia 10:6 Ik zal het huis van Juda versterken, en het huis van Jozef zal Ik verlos­sen. Ik zal hen terugbrengen, want Ik heb Mij over hen ontfermd. Zij zullen zijn alsof Ik hen niet verstoten had. Ik ben immers de HEERE, hun God: Ik zal hen verhoren!
Zacharia 10:7 Zij zullen zijn als een held van Efraïm, hun hart zal zich verblijden als door de wijn; en hun kinderen zullen het zien en zich verblijden, hun hart zal zich verheugen in de HEERE.
Zacharia 10:8 Ik zal hen naar Mij toe fluiten en hen bijeenbrengen, omdat Ik hen verlost heb, zodat zij talrijk worden, zo talrijk als zij waren.
Zacharia 10:9 Ik zal hen onder de volken uitzaaien en zij zullen in verre streken aan Mij denken, zij zullen leven met hun kinderen, en terugkeren.
Zacharia 10:10 Ik zal hen terugbren­gen uit het land Egypte, en Ik zal hen uit Assyrië bijeenbrengen. Ik zal hen in het land van Gi­lead en van de Libanon brengen, maar dat zal voor hen niet toereikend zijn.
Zacharia 10:11 Hij zal door de zee van benauwdheid gaan, en Hij zal de golven van de zee slaan, alle diepten van de Nijl zullen opdrogen. Dan zal de trots van Assyrië neergehaald worden, en de scepter van Egypte zal weggaan.
Zacharia 10:12 Ik zal hen versterken in de HEERE, en in Zijn Naam zullen zij wandelen, spreekt de HEERE.

Zacharia 11

Zacharia 11:1 Open uw deuren, Libanon, opdat vuur uw ceders verteert.
Zacharia 11:2 Weeklaag, cipressen, om­dat de ceders gevallen zijn, omdat die machtige bomen verwoest zijn. Weeklaag, eiken van Basan, omdat het ondoordringbare woud is neergevallen.
Zacharia 11:3 Hoor het gejammer van de herders, omdat hun pracht verwoest is. Hoor het gebrul van de jonge leeuwen, omdat de trots van de Jordaan verwoest is.
Zacharia 11:4 Zo zegt de HEERE, mijn God: Weid die slachtschapen.
Zacharia 11:5 Hun kopers doden hen maar voelen zich niet schuldig; hun verkopers zeggen: Geloofd zij de HEERE, dat ik rijk geworden ben; en hun herders sparen hen niet.
Zacharia 11:6 Voorzeker, Ik zal de bewoners van het land niet meer sparen, spreekt de HEERE. Zie, Ik lever de mensen over, ieder in de hand van zijn naaste en in de hand van zijn koning. Zij zullen dit land te gronde richten en Ik zal hen uit hun hand niet redden.
Zacharia 11:7 Daarom weidde Ik de slachtschapen, om­dat zij ellendige schapen zijn. Ik nam voor Mijzelf twee stokken – de ene noemde Ik LIE­FLIJKHEID, de andere SAMENBINDING – en Ik weidde die schapen.
Zacharia 11:8 Ik roeide binnen één maand drie herders uit, omdat Mijn ziel hen niet langer kon verdragen, en ook had hun ziel een afkeer van Mij.
Zacharia 11:9 Toen zei Ik: Ik zal u niet meer weiden. Laat sterven wat sterft, laat uitgeroeid worden wat dreigt uitgeroeid te worden en laten zij die overblijven elkaars vlees verslinden.
Zacharia 11:10 Daarop nam Ik Mijn stok LIEFLIJKHEID en brak hem stuk, om zo Mijn verbond te verbreken dat Ik met al die volken gesloten had.
Zacharia 11:11 Op die dag werd het verbroken en zo hebben de ellendigen onder de schapen, die Mij verwachtten, erkend dat het een woord van de HEERE was.
Zacharia 11:12 Want Ik had tegen hen gezegd: Als het goed is in uw ogen, geef Mij Mijn loon; zo niet, laat het na. Toen hebben zij Mijn loon afgewogen: dertig zil­verstukken.
Zacharia 11:13 Maar de HEERE zei tegen Mij: Werp dat de pottenbakker toe – een mooie prijs waarop Ik door hen geschat ben! Daarop nam Ik de dertig zilverstukken en wierp ze in het huis van de HEERE de pottenbakker toe.
Zacharia 11:14 Toen brak Ik Mijn tweede stok, SAMEN­BINDING, stuk, om zo de broederschap te verbreken tussen Juda en Israël.
Zacharia 11:15 De HEERE zei tegen mij: Neem u nogmaals de uitrusting van een dwaze herder.
Zacharia 11:16 Want zie, Ik zal een herder in het land doen opstaan: naar wat dreigt uitgeroeid te worden, zal hij niet om­zien, de jonge dieren zal hij niet gaan zoeken, wat gebroken is, zal hij niet genezen, wat nog overeind staat, zal hij niet verzorgen, maar hij zal het vlees van de vette dieren eten en hun hoeven zal hij afrukken.
Zacharia 11:17 Wee de herder van niets, die de kudde in de steek laat! Het zwaard zal zijn arm treffen en zijn rechteroog. Zijn arm zal helemaal verstijven, zijn rechter­oog zal helemaal dof worden.

Zacharia 12

Zacharia 12:1 De last, het woord van de HEERE over Israël. De HEERE spreekt, Die de hemel uitspant, de aarde grondvest en de geest van de mens in zijn binnenste vormt.
Zacharia 12:2 Zie, Ik ga Jeruza­lem maken tot een bedwelmende beker voor alle volken rondom, ja, ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem.
Zacharia 12:3 Op die dag zal het gebeuren dat Ik Jeruzalem zal maken tot een steen die moeilijk te tillen is voor al de volken. Allen die hem optillen, zullen zichzelf zeker diepe sneden toebrengen, en al de volken van de aarde zullen zich tegen haar verzamelen.
Zacharia 12:4 Op die dag, spreekt de HEERE, zal Ik alle paarden met schichtigheid slaan en hun ruiters met krankzinnigheid. Maar over het huis van Juda zal Ik Mijn ogen openhou­den en alle paarden van de volken zal Ik met blindheid slaan.
Zacharia 12:5 Dan zullen de leiders van Juda in hun hart zeggen: De inwoners van Jeruzalem zullen voor mij een bron van kracht zijn door de HEERE van de legermachten, hun God.
Zacharia 12:6 Op die dag zal Ik de leiders van Juda maken als een vuurbekken in een stapel hout en als een brandende fakkel in een graanschoof. Rechts en links zullen zij al de volken rondom verteren en Jeruzalem zal nog op zijn plaats blijven, in Jeruzalem.
Zacharia 12:7 En de HEERE zal de tenten van Juda het eerst verlossen, opdat de luister van het huis van David en de luister van de inwoners van Jeruzalem niet groter zijn dan die van Juda.
Zacharia 12:8 Op die dag zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem beschermen. Wie onder hen wankelt, zal op die dag als David zijn, en het huis van David zal zijn als goden, als de Engel van de HEERE voor hun ogen.
Zacharia 12:9 Op die dag zal het gebeuren dat Ik alle hei­denvolken die tegen Jeruzalem oprukken, zal willen wegvagen.
Zacharia 12:10 Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene.
Zacharia 12:11 Op die dag zal in Jeruzalem de rouw­klacht groot zijn, zoals de rouwklacht van Hadad-Rimmon in het dal van Megiddo.
Zacharia 12:12 Het land zal rouw bedrijven, elk geslacht afzonderlijk: het geslacht van het huis van David afzon­derlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Nathan afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk,
Zacharia 12:13 het geslacht van het huis van Levi afzonderlijk en hun vrou­wen afzonderlijk, het geslacht van Simeï afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk,
Zacharia 12:14 al de overige geslachten: elk geslacht afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk.

Zacharia 13

Zacharia 13:1 Op die dag zal er een bron geopend worden voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem tegen de zonde en tegen de onreinheid.
Zacharia 13:2 Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE van de legermachten, dat Ik uit het land de namen van de afgoden zal ui­troeien, zodat aan hen niet meer gedacht zal worden. Ja, ook de profeten en de onreine geest zal Ik uit het land wegdoen.
Zacharia 13:3 En het zal gebeuren, wanneer iemand toch nog profeteert, dat zijn vader en moeder, die hem voortgebracht hebben, tegen hem zullen zeggen: Jij mag niet blijven leven, want je hebt leugens gesproken in de Naam van de HEERE. Zijn vader en moeder, die hem voortgebracht hebben, zullen hem doorsteken wanneer hij profeteert.
Zacharia 13:4 Op die dag zal het gebeuren dat die profeten beschaamd zullen worden, ieder vanwege zijn visioen, wanneer hij profeteert. Zij zullen geen haren mantel aantrekken om te liegen.
Zacharia 13:5 Maar hij zal zeggen: Ik ben geen profeet. Ik ben een man die het land bewerkt, omdat iemand mij daarvoor heeft geworven vanaf mijn jeugd.
Zacharia 13:6 Als men tegen hem zegt: Wat betekenen deze wonden aan uw handen? Dan zal hij zeggen: Dat ik geslagen ben in het huis van hen die mij liefhebben.
Zacharia 13:7 Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE van de legermachten. Sla die Herder en de schapen zullen overal ver­spreid worden. Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.
Zacharia 13:8 Het zal gebeuren, spreekt de HEERE, dat in heel het land twee derde ervan uitgeroeid zal worden en de geest zal geven, en een derde ervan zal overblijven.
Zacharia 13:9 Ik zal dat derde deel in het vuur brengen en het loute­ren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God.

Zacharia 14

Zacharia 14:1 Zie, er komt een dag voor de HEERE waarop de buit, op u behaald, in uw midden zal worden verdeeld.
Zacharia 14:2 Dan zal Ik alle heidenvolken verzamelen voor de strijd tegen Jeruza­lem. De stad zal ingenomen worden, de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen verk­racht worden. De helft van de stad zal in ballingschap wegtrekken, maar het overige van het volk zal niet uitgeroeid worden uit de stad.
Zacharia 14:3 Dan zal de HEERE uittrekken en tegen die heidenvolken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd.
Zacharia 14:4 Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de ene helft van de berg naar het noorden zal wijken en de andere helft ervan naar het zuiden.
Zacharia 14:5 Dan zult u vluchten door het dal van Mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal reiken tot Azal. Ja, u zult vluchten, zoals u gevlucht bent voor de aard­beving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U!
Zacharia 14:6 Op die dag zal het geschieden dat het kostbare licht er niet zal zijn, evenmin de dikke duisternis.
Zacharia 14:7 Maar er zal één dag zijn, die de HEERE bekend zal zijn, geen dag en geen nacht. Het zal geschieden ten tijde van de avond dat het licht blijft.
Zacharia 14:8 Op die dag zal het geschieden dat er levend water vanuit Jeruzalem zal stromen, de ene helft er­van naar de zee in het oosten en de andere helft ervan naar de zee in het westen: ’s zomers en ’s winters zal het plaatsvinden.
Zacharia 14:9 De HEERE zal Koning worden over heel de aarde. Op die dag zal de HEERE de Enige zijn en Zijn Naam de enige.
Zacharia 14:10 Heel het land zal als de Vlakte worden, van Geba tot Rimmon, ten zuiden van Jeruzalem. Maar Jeruzalem zal verheven wor­den en op zijn plaats bewoond blijven, van de poort van Benjamin af tot de plaats van de vroe­gere poort toe, tot aan de Hoekpoort, en van de Hananeëltoren af tot aan de perskuipen van de koning.
Zacharia 14:11 Zij zullen erin wonen, een banvloek zal er niet meer zijn: Jeruzalem zal onbe­zorgd wonen.
Zacharia 14:12 En dit zal de plaag zijn waarmee de HEERE al de volken zal treffen die te­gen Jeruzalem hebben gestreden: Hij zal ieders vlees, terwijl hij nog op zijn voeten staat, doen wegteren; de ogen van allen zullen wegteren in hun kassen en de tong van allen zal weg­teren in hun mond.
Zacharia 14:13 Op die dag zal het geschieden dat er een grote, door de HEERE be­werkte, verwarring onder hen zal ontstaan, zodat zij elkaars hand zullen vastgrijpen en tegen elkaar de hand zullen opheffen.
Zacharia 14:14 Ook zal Juda in Jeruzalem strijden, zodat het vermogen van alle heidenvolken rondom verzameld wordt: goud, zilver en kleding in zeer grote hoeveel­heden.
Zacharia 14:15 En zo zal de plaag die de paarden, de muildieren, de kamelen, de ezels en al de dieren die zich in die legerkampen bevinden, zal treffen, dezelfde zijn als die plaag.
Zacharia 14:16 Het zal geschieden dat al de overgeblevenen van alle heidenvolken die tegen Jeruzalem zijn opger­ukt, van jaar tot jaar zullen opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, de HEERE van de legermachten, en om het Loofhuttenfeest te vieren.
Zacharia 14:17 Het zal geschieden dat er geen re­gen zal vallen op hem die uit de geslachten van de aarde niet zal opgaan naar Jeruzalem om zich voor de Koning, de HEERE van de legermachten, neer te buigen.
Zacharia 14:18 Als het geslacht van de Egyptenaren, waarop geen regen is gevallen, niet zal opgaan en komen, dan zal de plaag komen waarmee de HEERE de heidenvolken zal treffen die niet zullen optrekken om het Loofhuttenfeest te vieren.
Zacharia 14:19 Dit zal de straf zijn voor de zonde van Egypte en de straf voor de zonde van alle heidenvolken die niet zullen opgaan om het Loofhuttenfeest te vieren.
Zacharia 14:20 Op die dag zal op de bellen van de paarden staan: HEILIG VOOR DE HEERE. En de potten in het huis van de HEERE zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar.
Zacharia 14:21 Ja, al de potten in Jeruzalem en in Juda zullen voor de HEERE van de legermachten heilig zijn, zo­dat allen die willen offeren, zullen komen en ervan nemen om erin te koken. Op die dag zal er geen Kanaäniet meer zijn in het huis van de HEERE van de legermachten.

Deel dit artikel op: