Amos (HSV)



Amos 1

Amos 1:1 De woorden van Amos, die behoorde tot de veehouders uit Tekoa, die hij gezien heeft over Israël in de dagen van Uzzia, de koning van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, de koning van Israël, twee jaar voor de aardbeving.
Amos 1:2 Hij zei: De HEERE zal vanaf Sion *brullen als een leeuw, vanuit Jeruzalem zal Hij Zijn stem laten klinken zodat de weiden van de herders treuren, en de top van de Karmel verdort.
Amos 1:3 Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van Damascus, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugkomen, omdat zij met ijzeren dorssleden Gilead gedorst hebben.
Amos 1:4 Daarom zal Ik vuur werpen in het huis van Hazaël; dat zal de paleizen van Benhadad verteren.
Amos 1:5 Ik zal de grendel van Damascus in stukken breken, Ik zal de inwoner uitroeien uit Bikeat-Aven, en de scepterdrager uit Beth-Eden, en het volk van Syrië zal in ballingschap gaan naar Kir, zegt de HEERE.
Amos 1:6 Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van Gaza, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugko­men, omdat zij Mijn volk volkomen in ballingschap gevoerd hebben om hen uit te leveren aan Edom.
Amos 1:7 Daarom zal Ik vuur werpen binnen de muren van Gaza; dat zal zijn paleizen verte­ren.
Amos 1:8 Ik zal de inwoner uitroeien uit Asdod, en de scepterdrager uit Askelon. Ik zal Mij te­gen Ekron keren, zodat de rest van de Filistijnen zal omkomen, zegt de Heere HEERE.
Amos 1:9 Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van Tyrus, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op ter­ugkomen, omdat zij Mijn volk volledig als ballingen hebben uitgeleverd aan Edom, en zij niet aan het verbond met hun broeders gedacht hebben.
Amos 1:10 Daarom zal ik vuur werpen binnen de muren van Tyrus; dat zal zijn paleizen verteren.
Amos 1:11 Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van Edom, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugkomen, omdat hij zijn broeder met het zwaard achtervolgd heeft en zijn barmhartigheid tenietgedaan, omdat zijn toorn altijd weer verscheurde en hij zijn verbolgenheid voor altijd koesterde.
Amos 1:12 Daarom zal Ik vuur werpen in Teman; dat zal de paleizen van Bozra verteren.
Amos 1:13 Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van de Ammonieten, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugko­men, omdat zij de zwangere vrouwen van Gilead opengereten hebben om zo hun gebied te verruimen.
Amos 1:14 Daarom zal Ik een vuur aansteken binnen de muren van Rabba; dat zal zijn paleizen verteren, met gejuich op de dag van de strijd, met storm op de dag van de wervel­wind.
Amos 1:15 Hun koning zal in ballingschap gaan, hij en zijn vorsten tezamen, zegt de HEERE.

Amos 2

Amos 2:1 Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van Moab, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugkomen, omdat hij de beenderen van de koning van Edom tot kalk verbrand heeft.
Amos 2:2 Daarom zal Ik vuur werpen in Moab; dat zal de paleizen van Kerioth verteren. Moab zal sterven onder oorlogsgedruis, krijgsgeschreeuw en bazuingeschal.
Amos 2:3 Ik zal de rechter uit zijn midden uitroeien, en Ik zal al zijn vorsten met hem doden, zegt de HEERE.
Amos 2:4 Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van Juda, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op terugko­men, omdat zij de wet van de HEERE verworpen hebben, Zijn verordeningen niet in acht ge­nomen hebben, en hun leugengoden hen hebben misleid, de goden die hun vaderen naliepen.
Amos 2:5 Daarom zal Ik vuur werpen in Juda; dat zal de paleizen van Jeruzalem verteren.
Amos 2:6 Zo zegt de HEERE: Vanwege drie overtredingen van Israël, ja, vanwege vier, zal Ik er niet op ter­ugkomen, omdat zij de rechtvaardige voor geld verkopen en de arme voor een paar schoenen.
Amos 2:7 Zij snakken ernaar dat het stof van de aarde op het hoofd van de geringen is, zij duwen de zachtmoedigen van de weg. Een man en zijn vader gaan naar hetzelfde meisje om Mijn hei­lige Naam te ontheiligen.
Amos 2:8 Zij strekken zich uit op kleren die zij in onderpand hebben, naast elk altaar. Zij drinken wijn die als boete was opgelegd, in het huis van hun goden.
Amos 2:9 Maar Ík heb de Amorieten voor hun ogen weggevaagd, die hoog waren als ceders en sterk waren als eiken. Ik heb zijn vrucht vanboven weggevaagd en zijn wortels vanonder.
Amos 2:10 Maar Ík heb u uit het land Egypte geleid, en liet u veertig jaar door de woestijn gaan, om het land van de Amorieten in bezit te nemen.
Amos 2:11 Uit uw zonen deed Ik profeten opstaan, uit uw jon­gemannen nazireeërs. Is dit niet zo, Israëlieten? spreekt de HEERE.
Amos 2:12 Maar u laat de na­zireeërs wijn drinken, en u hebt de profeten geboden: Profeteer niet!
Amos 2:13 Zie, Ik ga het onder u laten kraken, zoals een wagen kraakt, vol graanschoven.
Amos 2:14 Dan gaat voor de snelle de kans op ontvluchten verloren, de sterke zal zijn kracht niet inzetten, geen held zijn leven red­den.
Amos 2:15 Niemand die de boog hanteert, zal staande blijven, geen hardloper zich redden, geen ruiter te paard zijn leven redden.
Amos 2:16 Zelfs de moedigste onder de helden zal op die dag naakt wegvluchten, spreekt de HEERE.

Amos 3

Amos 3:1 Luister naar dit woord dat de HEERE tot u spreekt, Israëlieten, tot het hele geslacht dat Ik uit het land Egypte heb geleid:
Amos 3:2 Alleen u heb Ik gekend uit alle geslachten op de aarde. Daarom zal Ik u vergelden al uw ongerechtigheden.
Amos 3:3 Gaan er twee samen zonder elkaar ontmoet te hebben?
Amos 3:4 Brult een leeuw in het woud als hij geen prooi heeft? Laat een jonge leeuw vanuit zijn hol zijn stem klinken zonder dat hij iets gevangen heeft?
Amos 3:5 Duikt een vogel in een strik op de aarde als er geen val voor hem is? Springt de strik van de grond op als er niets gevangen is?
Amos 3:6 Of wordt in een stad de bazuin geblazen zonder dat het volk beeft? Of komt er kwaad in de stad voor zonder dat de HEERE dat doet?
Amos 3:7 Voorzeker, de Heere HEERE doet niets tenzij Hij Zijn geheimenis heeft geopenbaard aan Zijn dienaren, de profet­en.
Amos 3:8 De leeuw heeft gebruld. Wie zou niet bevreesd zijn? De Heere HEERE heeft gespro­ken. Wie zou niet profeteren?
Amos 3:9 Laat het horen in de paleizen in Asdod en in de paleizen in het land Egypte, en zeg: Verzamel u op de bergen van Samaria, en zie de grote verwarring in het midden daarvan en alle verdrukking daarbinnen.
Amos 3:10 Want zij weten niet te doen wat recht is, spreekt de HEERE, zij die geweld en verwoesting in hun paleizen opslaan.
Amos 3:11 Daar­om, zo zegt de Heere HEERE: De tegenstander, ja, aan alle kanten van het land! Hij zal uw vesting van u neerhalen, uw paleizen zullen leeggeplunderd worden.
Amos 3:12 Zo zegt de HEERE: Zoals een herder uit de muil van de leeuw twee pootjes of een stukje van het oor redt, zo zullen de Israëlieten gered worden: Zij die in Samaria zitten op de hoek van een bed en op het kussen van een rustbank.
Amos 3:13 Luister en waarschuw het huis van Jakob, spreekt de Heere HEERE, de God van de legermachten.
Amos 3:14 Voorzeker, op de dag dat Ik Israël zijn overtredin­gen zal vergelden, zal Ik ook de altaren van Bethel vergelden. Dan zullen de horens van het al­taar afgehakt worden en op de aarde vallen.
Amos 3:15 Ik zal het winterverblijf treffen samen met het zomerverblijf, zodat de ivoren huizen verloren gaan en vele huizen weggevaagd worden, spreekt de HEERE.

Amos 4

Amos 4:1 Luister naar dit woord, koeien van Basan die op de berg van Samaria zijn, u, die de gerin­gen onderdrukt, die de armen mishandelt, die tegen uw echtgenoot zegt: Breng ons iets, zo­dat wij kunnen drinken.
Amos 4:2 De Heere HEERE heeft gezworen bij Zijn heiligheid dat er, zie, dagen voor u komen dat men u zal optrekken met haken en wie na u overblijft, met vishaken.
Amos 4:3 Door bressen zult u naar buiten gaan, de ene vrouw na de andere, en weggeworpen wor­den naar Harmon, spreekt de HEERE.
Amos 4:4 Kom naar Bethel en zondig, naar Gilgal om veel te zondigen. Breng ’s morgens uw offers, op elke derde dag uw tienden.
Amos 4:5 Laat van het ge­zuurde brood een lofoffer in rook opgaan, kondig luid vrijwillige gaven aan, laat het horen, want zo wilt u het toch graag, Israëlieten, spreekt de Heere HEERE.
Amos 4:6 Daarom heb Ík u ook schone tanden gegeven in al uw steden, gebrek aan brood in al uw woonplaatsen. Toch hebt u zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE.
Amos 4:7 En Ík heb zelfs de regen u onthouden, nog wel drie maanden voor de oogsttijd. Ik heb het laten regenen op de ene stad, maar op de an­dere stad liet Ik het niet regenen. Het ene stuk land werd beregend, maar het stuk waarop geen regen viel, verdorde.
Amos 4:8 Twee, drie steden wankelden naar een andere stad om water te drinken, maar zij werden niet verzadigd. Toch hebt u zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE.
Amos 4:9 Ik heb u geslagen met korenbrand en met meeldauw. De sprinkhanen vraten uw talrijke tuinen, wijngaarden, vijgenbomen en olijfbomen op. Toch hebt u zich niet tot Mij be­keerd, spreekt de HEERE.
Amos 4:10 Ik heb de pest naar u toegestuurd, zoals Ik eens bij Egypte deed. Ik heb uw jongemannen met het zwaard gedood, terwijl uw paarden werden buitge­maakt. Ik heb de stank van uw legerkampen in uw neus doen opstijgen. Toch hebt u zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE.
Amos 4:11 Ik heb u ondersteboven gekeerd, zoals God Sodom en Gomorra ondersteboven keerde; u werd als een stuk brandhout dat aan de vlammen on­trukt is, maar u hebt zich niet tot Mij bekeerd, spreekt de HEERE.
Amos 4:12 Daarom zal Ik zmet u handelen, Israël, dat Ik u dit zal aandoen. Maak u gereed om uw God te ontmoeten, Israël!
Amos 4:13 Want, zie, Hij Die de bergen vormt, Die de wind schept en Die aan de mens bekend­maakt wat zijn gedachten zijn, Die de dageraad tot duisternis maakt, en Die op de hoogten van de aarde treedt; HEERE, God van de legermachten, is Zijn Naam.

Amos 5

Amos 5:1 Luister naar dit woord dat Ik aanhef over u, een klaaglied, huis van Israël.
Amos 5:2 Zij is ge­vallen, zij zal niet meer opstaan, de maagd Israël. Zij ligt verlaten op haar land, er is niemand die haar opricht.
Amos 5:3 Want zo zegt de Heere HEERE: De stad die optrekt met duizend, zal er honderd overhouden, en die optrekt met honderd, zal er tien overhouden voor het huis van Israël.
Amos 5:4 Want zo zegt de HEERE tegen het huis van Israël: Zoek Mij en leef!
Amos 5:5 Maar zoek niet in Bethel, in Gilgal moet u niet komen en u moet niet naar Berseba trekken, want Gilgal zal zeker in ballingschap gaan en Bethel zal tot niets worden.
Amos 5:6 Zoek de HEERE en leef! An­ders zal Hij het huis van Jozef als een vuur binnendringen, het verteren, en zal er voor Bethel niemand zijn om te blussen.
Amos 5:7 Wee hun die recht in alsem veranderen, die gerechtigheid ter aarde doen liggen.
Amos 5:8 Hij Die het Zevengesternte en de Orion gemaakt heeft, Die de schaduw van de dood verandert in morgenlicht, Die de dag duister maakt als de nacht, Die het water van de zee roept en over het aardoppervlak uitgiet: HEERE is Zijn Naam!
Amos 5:9 Die Zich verk­wikt door de verwoesting over de sterken, ja, verwoesting komt over de vesting.
Amos 5:10 Zij haten wie in de poort opkomt voor het recht, zij hebben een afschuw van wie de waarheid spreekt.
Amos 5:11 Omdat u de arme vertrapt en van hem een heffing op koren neemt, daarom hebt u hui­zen van gehouwen steen kunnen bouwen, maar u zult er niet in wonen; begerenswaardige wijngaarden hebt u kunnen planten, maar u zult de wijn ervan niet drinken.
Amos 5:12 Want Ik weet dat uw overtredingen veel zijn, en uw zonden talrijk: u drijft de rechtvaardige in het nauw, u neemt zwijggeld aan, u duwt armen in de poort opzij.
Amos 5:13 Daarom zwijgt de verstan­dige in die tijd, want het is een kwade tijd.
Amos 5:14 Zoek het goede en niet het kwade, opdat u leeft! Dan zal de HEERE, de God van de legermachten, met u zijn, zoals u altijd zegt.
Amos 5:15 Haat het kwade en heb het goede lief, handhaaf het recht in de poort. Misschien zal de HEERE, de God van de legermachten, genadig zijn voor het overblijfsel van Jozef.
Amos 5:16 Daar­om, zo zegt de HEERE, de God van de legermachten, de Heere: Op alle pleinen zal er rouw­klacht zijn, op alle straten zullen ze zeggen: Ach! Ach! Akkerbouwers roept men op tot rouw­betoon, en de klaagzangers tot rouwklacht.
Amos 5:17 En in alle wijngaarden zal er rouwklacht zijn, want Ik zal door uw midden trekken, zegt de HEERE.
Amos 5:18 Wee hun die verlangend uitzien naar de dag van de HEERE! Wat zal voor u die dag van de HEERE zijn? Duisternis zal hij zijn en geen licht!
Amos 5:19 Het is zoals iemand die vlucht voor een leeuw, en een beer tegenkomt, of die, als hij thuiskomt en met zijn hand tegen de muur leunt, door een slang wordt gebeten.
Amos 5:20 Zal de dag van de HEERE niet duisternis zijn, en geen licht; donkerte – zonder licht-glans erover?
Amos 5:21 Ik haat, Ik versmaad uw feesten. Uw bijzondere samenkomsten kan Ik niet luchten,
Amos 5:22 want al brengt u Mij brandoffers, en uw graanoffers, Ik schep er geen behagen in, en het dankoffer van uw gemest vee wil Ik niet aanzien.
Amos 5:23 Doe het lawaai van uw liede­ren van Mij weg, en het getokkel van uw luiten kan Ik niet aanhoren!
Amos 5:24 Laat het recht stro­men als water, de gerechtigheid als een altijd stromende beek.
Amos 5:25 Hebt u Mij slachtoffers en graanoffers gebracht in de woestijn, veertig jaar lang, huis van Israël?
Amos 5:26 U hebt Sikkut, uw koning, rondgedragen, en Kewan, uw beelden, de sterren, uw goden, die u voor uzelf hebt ge­maakt!
Amos 5:27 Daarom zal Ik u in ballingschap voeren, verder dan Damascus, zegt de HEERE; God van de legermachten is Zijn Naam.

Amos 6

Amos 6:1 Wee de zorgelozen in Sion, en de onbezorgden op de berg van Samaria, de beroemdsten van de voornaamste van de volken, en tot wie het huis van Israël komt.
Amos 6:2 Trek naar Kalne en kijk er rond; ga vandaar naar het grote Hamath, en daal af naar Gath van de Filistijnen. Zijn ze beter dan deze koninkrijken? Is hun gebied groter dan uw gebied?
Amos 6:3 U, die de on­heilsdag ver van u afhoudt, maar de zetel van het geweld naderbij brengt;
Amos 6:4 u, die op bed­den van ivoor ligt, die op uw rustbanken hangt, die lammeren uit het kleinvee eet, kalveren uit het midden van de stal;
Amos 6:5 u, die vrolijk zingt onder het geklank van de luit – zoals David hebben zij voor zichzelf muziekinstrumenten uitgedacht –
Amos 6:6 u, die wijn uit sprengbekkens drinkt en u zalft met de beste olie, maar om de ondergang van Jozef bekommert u zich niet.
Amos 6:7 Daarom zullen zij nu als eersten in ballingschap gaan; dan is het feest voorbij voor hen die maar wat rondhangen.
Amos 6:8 De Heere HEERE zweert bij Zichzelf – spreekt de HEERE, de God van de legermachten: Ik verafschuw de trots van Jakob, zijn paleizen haat Ik. Ik zal de stad uitleveren met al wat zij bevat.
Amos 6:9 En mocht het gebeuren dat er tien mannen in één huis overgebleven zijn, dan zullen die sterven.
Amos 6:10 Als een familielid, of iemand die hem gaat verbranden, iemands lichaam opneemt om de beenderen het huis uit te dragen, zal hij tegen hem die nog binnen in huis is, zeggen: Is er nog iemand bij u? En die zal zeggen: Niemand. Daarop zal de eerste zeggen: Stil, want dit is niet iets om er de Naam van de HEERE bij te noemen!
Amos 6:11 Want, zie, de HEERE gebiedt, en het grote huis treft Hij met scheuren en het kleine huis met spleten.
Amos 6:12 Rennen paarden op een rots? Ploegt men er met runderen? Ja, u hebt recht in gal veranderd, en de vrucht van de gerechtigheid in alsem.
Amos 6:13 U, die blij bent met Lo-Debar, u, die zegt: Hebben wij niet door onze kracht Karnaïm voor ons ingenomen?
Amos 6:14 Want, zie, Ik doe een volk tegen u opstaan, huis van Israël! spreekt de HEERE, de God van de legermachten. Dat zal u onderdrukken van Lebo-Hamath tot het beekdal van de Vlakte.

Amos 7

Amos 7:1 Dit heeft de Heere HEERE mij laten zien, en zie, Hij formeerde sprinkhanen toen het nag­ras begon op te komen; let wel, nagras, nadat er voor de koning gemaaid is.
Amos 7:2 En het ge­beurde, toen ze het opvreten van het gewas van het land voltooid hadden, dat ik zei: Heere HEERE, vergeef toch! Hoe zou Jakob staande kunnen blijven? Hij is immers klein!
Amos 7:3 Toen kreeg de HEERE hier berouw over. Het zal niet gebeuren, zei de HEERE.
Amos 7:4 Dit heeft de Heere HEERE mij laten zien, en zie, de Heere HEERE riep uit dat Hij een rechtszaak wilde voeren door middel van vuur. Het verslond de grote watervloed. Ook verslond het een stuk land.
Amos 7:5 Toen zei ik: Heere HEERE, houd toch op! Hoe zou Jakob staande kunnen blijven? Hij is immers klein!
Amos 7:6 Toen kreeg de HEERE hier berouw over. Ook dit zal niet gebeuren, zei de Heere HEERE.
Amos 7:7 Dit heeft Hij mij laten zien, en zie, de Heere stond op een loo­drechte muur met een paslood in Zijn hand.
Amos 7:8 Toen zei de HEERE tegen mij: Wat ziet u, Amos? Ik zei: Een paslood. Daarop zei de Heere: Zie, Ik ga een paslood plaatsen in het mid­den van Mijn volk Israël. Ik zal het niet langer voorbijgaan.
Amos 7:9 Verwoest zullen worden de of­ferhoogten van Izak, de heiligdommen van Israël zullen worden verwoest, en tegen het huis van Jerobeam zal Ik opstaan met het zwaard.
Amos 7:10 Toen stuurde Amazia, de priester van Be­thel, een bode naar Jerobeam, de koning van Israël, om te zeggen: Amos heeft een samenzw­ering tegen u gesmeed in het midden van het huis van Israël. Het land zal aan al zijn woorden geen weerstand kunnen bieden.
Amos 7:11 Want dit heeft Amos gezegd: Jerobeam zal sterven door het zwaard, Israël zal zeker in ballingschap worden gevoerd, weg uit zijn land.
Amos 7:12 Daarop zei Amazia tegen Amos: Ziener, ga heen, vlucht naar het land van Juda! Eet daar uw brood en ga daar profeteren.
Amos 7:13 In Bethel mag u niet langer profeteren, want dat is het heiligdom van de koning, dat is het huis van het koninkrijk.
Amos 7:14 Toen antwoordde Amos en zei tegen Amazia: Ik ben geen profeet en ik ben geen profetenzoon, maar ik ben veehouder en moerbeikweker.
Amos 7:15 De HEERE haalde mij echter achter de kudde vandaan en de HEERE zei tegen mij: Ga heen, profeteer tegen Mijn volk Israël!
Amos 7:16 Nu dan, hoor het woord van de HEERE. U zegt: U mag niet profeteren tegen Israël, en: U mag uw woorden niet laten stromen tegen het huis van Izak!
Amos 7:17 Daarom, zo zegt de HEERE: Uw vrouw zal in de stad hoererij bedrijven, uw zo­nen en uw dochters zullen door het zwaard vallen, en uw land zal met een meetsnoer verdeeld worden; en zult sterven op onreine bodem, en Israël zal zeker in ballingschap worden ge­voerd, weg uit zijn land.

Amos 8

Amos 8:1 Dit heeft de Heere HEERE mij laten zien, en zie: een korf met zomervruchten.
Amos 8:2 Toen zei Hij: Wat ziet u, Amos? Ik zei: Een korf met zomervruchten. Daarop zei de HEERE tegen mij: Het einde is gekomen voor Mijn volk Israël: Ik zal het niet langer voorbijgaan.
Amos 8:3 De tempelliederen zullen klagend klinken op die dag, spreekt de Heere HEERE. Talrijk zullen de dode lichamen zijn. Op elke plaats werpt men ze zwijgend weg.
Amos 8:4 Hoor dit, u, die de armen vertrapt, en erop uit bent om de zachtmoedigen van het land weg te doen,
Amos 8:5 door te zeggen: Wanneer is de nieuwemaansdag voorbij, zodat wij graan kunnen verkopen? En de sabbat, zo­dat wij de korenschuren kunnen openen? U maakt de efa kleiner, de sikkel groter, en u bed­riegt met valse weegschalen.
Amos 8:6 U koopt de geringen voor geld, en de armen voor een paar schoenen. En u zegt: Wij verkopen het kaf van het koren.
Amos 8:7 De HEERE heeft gezworen bij de trots van Jakob: Nooit zal Ik al hun daden vergeten!
Amos 8:8 Zou hierom het land niet sidde­ren, zodat elke inwoner rouw bedrijft, omdat het in zijn geheel stijgt als de Nijl, stijgt en weg­zinkt als de rivier van Egypte?
Amos 8:9 Op die dag zal het gebeuren, spreekt de Heere HEERE, dat Ik de zon midden op de dag zal laten ondergaan; op klaarlichte dag zal Ik het land duister maken.
Amos 8:10 Ik zal uw feesten in rouw veranderen, al uw liederen in klaagzangen; om alle heupen zal Ik een rouwgewaad aanbrengen, elk hoofd zal kaal zijn, omdat Ik het land in rouw dompel als over een enig kind, en wat ervan overblijft zal zijn als een bittere dag.
Amos 8:11 Zie, er komen dagen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik honger in het land zal zenden; geen honger naar brood, geen dorst naar water, maar om de woorden van de HEERE te horen.
Amos 8:12 Dan dolen zij van zee tot zee, van noord tot oost trekken zij rond, om het woord van de HEERE te zoeken, maar zij zullen het niet vinden.
Amos 8:13 Op die dag zullen zij van dorst versmachten, de mooie meisjes en de jonge mannen,
Amos 8:14 zij die zweren bij de schuld van Samaria, en zeggen: Zo waar uw god van Dan leeft, en de pelgrimstocht naar Berseba leeft! Zij zullen vallen en niet meer opstaan.

Amos 9

Amos 9:1 Ik zag de Heere staan bij het altaar, en Hij zei: Sla tegen het kapiteel, zodat de drempels beven, en breek ze stuk op het hoofd van hen allen. En wie van hen overblijft, dood Ik met het zwaard. Niemand van hen die vluchten, zal ontvluchten, en niemand van hen die ontkomen, zal gered worden.
Amos 9:2 Al drongen zij door tot in de hel, Mijn hand zou hen vandaar weghalen; en al stegen zij naar de hemel op, Ik zou hen vandaar doen neerdalen.
Amos 9:3 Al verscholen zij zich op de top van de Karmel, Ik zou hen opsporen om hen daar weg te halen; en al verborgen zij zich van voor Mijn ogen op de zeebodem, daar zou Ik een slang opdracht geven hen te bijt­en.
Amos 9:4 Al gingen zij voor hun vijanden uit in gevangenschap, daar zou Ik het zwaard op­dracht geven hen te doden. Ik zal Mijn ogen op hen richten ten kwade en niet ten goede.
Amos 9:5 De Heere, de HEERE van de legermachten, Die het land aanraakt, zodat het wegsmelt en al zijn inwoners rouw bedrijven, omdat het in zijn geheel stijgen zal als de Nijl, en wegzinken als de rivier van Egypte;
Amos 9:6 Hij, Die Zijn opperzalen in de hemel bouwde en Zijn gewelf op de aarde grondvestte, Hij, Die het water van de zee riep en uitgoot over het aardoppervlak: HEERE is Zijn Naam.
Amos 9:7 Bent U niet als de Cusjieten voor Mij, Israëlieten? spreekt de HEERE. Heb Ik Israël niet weggeleid uit het land Egypte, de Filistijnen uit Kaftor en de Sy­riërs uit Kir?
Amos 9:8 Zie, de ogen van de Heere HEERE zijn gericht op dit zondige koninkrijk. Ik zal het wegvagen van de aardbodem. Evenwel zal Ik het huis van Jakob niet geheel wegvagen, spreekt de HEERE.
Amos 9:9 Want, zie, Ik geef opdracht, en Ik zal het huis van Israël onder alle volken schudden, zoals met een zeef geschud wordt; geen steentje zal op de grond vallen.
Amos 9:10 Door het zwaard zullen sterven alle zondaars van Mijn volk, die zeggen: Het kwaad zal niet naderen en ons niet tegemoettreden.
Amos 9:11 Op die dag zal Ik oprichten de vervallen hut van Da­vid. Zijn scheuren zal Ik dichtmaken, en wat aan hem is afgebroken, zal Ik oprichten, Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af;
Amos 9:12 zodat zij de rest van Edom in bezit zullen nemen, en alle heidenvolken waarover Mijn Naam is uitgeroepen, spreekt de HEERE, Die dit doet.
Amos 9:13 Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat de ploeger de maaier zal ont­moeten en de druiventreder de zaaier, en dat de bergen zullen druipen van jonge wijn en al de heuvels doordrenkt zullen worden.
Amos 9:14 Ik zal een omkeer brengen in de gevangenschap van Mijn volk Israël. Zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, zij zullen wijngaar­den planten en de wijn ervan drinken, zij zullen tuinen aanleggen en de vrucht ervan eten.
Amos 9:15 Ik zal hen in hun land planten, en zij zullen nooit meer weggerukt worden uit hun land, dat Ik aan hen gegeven heb, zegt de HEERE, uw God.

Deel dit artikel op: