Baäl-Hánan


Eigennaam ♂

Betekenis: Heer van genade – Heer van de genade

  1. Een koning van Edom, zoon van Achbor.
  2. Een Gederiet, opziener van de olijfbomen en wilde vijgenbomen in de laagvlakten onder David

Bijbelverzen:

(Genesis 36:38) En Saul stierf, en Baäl-Hánan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.

(Genesis 36:39) En Baäl-Hánan, de zoon van Achbor, stierf, en Hadar regeerde in zijn plaats; en de naam zijner stad was Pahu; en de naam zijner huisvrouw was Mechetabeël, een dochter van Matred, de dochter van Me-Zahab.

(1 Kronieken 1:49) En Saul stierf, en Baäl-Hánan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.

(1 Kronieken 1:50) Als Baäl-Hánan stierf, zo regeerde Hadad in zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetábeël, de dochter van Matred, dochter van Mee-Sahab.

(1 Kronieken 27:28) En over de olijfgaarden en de wilde vijgebomen, die in de laagte waren, was Baäl-Hánan, de Gederiet; maar Joas was over de schatten der olie.

Deel dit artikel op: