Plaatsnaam
Betekenis: Weide om het huis van Máächa
Bijbelverzen:
(2 Samuël 20:14) En hij toog heen door alle stammen van Israël, naar Abel, te weten, Beth-Máächa, en het ganse Berim; en zij verzamelden zich, en kwamen hem ook na.
(2 Samuël 20:15) En zij kwamen en belegerden hem in Abel Beth-Máächa, en zij wierpen een wal op tegen de stad, dat hij aan den buitenmuur stond; en al het volk, dat met Joab was, verdorven den muur, om dien neder te vellen.
(1 Koningen 15:20) En Benhadad hoorde naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden van Israël; en sloeg Ijon, en Dan, en Abel Beth-Máächa, en het ganse Cinnerôth, met het ganse land Nafthali.
(2 Koningen 15:29) In de dagen Pekah, den koning van Israël, kwam Tiglath-Pilézer, de koning van Assyrië, en nam Ijon in, en Abel Beth-Máächa, en Janóah, en Kedes, en Hazor, en Gílead, en Galiléa, het ganse land van Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrië.