Noach


Gr. noo-e = rust, de rechtvaardige oud-vader, die de ark bouwde en samen met Sem, Cham en Jafet en hun vrouwen en de dieren gered werd tijdens de zondvloed (Gen. 5:29; 6:9 w; vgl. Jes. 54:9; Ez. 14:14, 20; Matt. 24:37 v; Hebr. 11:7; 1 Petr. 3:20; 2 Petr. 2:5).

Deel dit artikel op: