Gelofte


Een plechtige verklaring, een belofte aan God, dat men van een behoefte of bezit afstand zal doen tot een wens wordt vervuld (Gen. 28:20; Num. 30:2 v; Deut. 23:21). Jefta beloofde, na een overwinning, wat hem uit zijn huis tegemoet komt, te offeren (Richt. 11:30).
Hanna belooft als God haar een zoon zal geven, dit kind aan de HEER te wijden (1 Sam. 1:11). Het is zaak ook werkelijk te betalen wat men aan God heeft toegezegd (Ps. 22:26; 50:14; Nah. 1:15). De familie van Elkana loste de gelofte in bij het jaarfeest (1 Sam. 1:21). Dat wat de HEER gewijd was, heette korban, di. offergave (Matt. 15:5). Mensen, of ook huizen of akkers, die aan God zijn toegezegd kunnen ‘gelost’ worden, met geld of gekocht worden (Lev. 27). In het n.t. wordt nog verteld dat Paulus een gelofte heeft uitgesproken (Hand. 18:18; 21:23). Jezus bestreed misbruiken rond de gelofte en verbood een eed te zweren bij een gelofte (Matt. 5:33 vv; 15:5v; 23:16 vv).

Deel dit artikel op: