Aangezicht


Het aangezicht

Is de toegekeerde zijde van mens of God en is dus vaak die mens of God zelf (Genesis 43:3; Genesis 43:15; Genesis 46:30; Handelingen 3:19).

Iemand de nek toekeren is hetzelfde als zich van iemand afkeren. (Jeremía 2:27; Jeremía 18:17) Vergelijk: iemand met de nek aanzien.

Als Jezus op weg gaat naar Jeruzalem is Zijn aangezicht (als deel van het geheel) en dus Hij zelf, daarop gericht. (Lukas 9:53)

Voor het aangezicht van God komen, is een aanduiding voor het binnengaan in het heiligdom (Éxodus 16:9; Éxodus 23:15; Numeri 10:10; Jozua 22:27; Richteren 21:2; Psalmen 42:2; Jeremía 7:10).

Voor Zijn aangezicht, dat is in de tempel, wordt geofferd, gegeten, gebogen, geweend, gefeest (Richteren 20:23; 1 Koningen 8:62; 2 Koningen 19:15; 2 Koningen 23:3). Deze zegswijze herinnert waarschijnlijk aan het gebruik godsbeelden in het heiligdom op te stellen (Amos 2:9; Genesis 27:7).

Als gezegd wordt dat Kaïn ver weg ging van het aangezicht van de HEER, betekent dit dat hij vlucht uit de buurt van het heiligdom (Genesis 4:16; vergelijk Jona 1:3).

Nimrod is een geweldige jager voor het aangezicht van God d.w.z. in tempelliederen wordt hij zeer geprezen (Genesis 10:9).

Het ‘aangezicht van de HEER’ kan ook op andere plaatsen van Zijn tegenwoordigheid wijzen, bijvoorbeeld de ark (Numeri 32:29; 2 Samuël 6:5) of in algemener zin, getuigen van de nabijheid van de HEER (1 Samuël 23:18).

De uitdrukking kan ook spreken van een waardering in de ogen van God, over wat naar Zijn inzicht geldt (Genesis 6:11; Jesaja 66:22).

‘Staan voor het aangezicht van de HEER’ is dienaar zijn in de tempel of algemener, in dienst staan van God (Jeremía 35:19).

Het is onmogelijk het aangezicht van God te aanschouwen, dat zou betekenen dat men aan de menselijke begrenzingen is onttrokken en is gestorven (Genesis 32:30; Éxodus 33:20). Zelfs Mozes die met God zeer vertrouwelijk sprak, van aangezicht tot aangezicht (Éxodus 33:11), kon Zijn aangezicht niet aanschouwen (Éxodus 33:20; vergelijk: Johannes 1:18).
De rechtvaardigen in heerlijkheid of de engelen zijn het, die Gods aangezicht zien (Matthéüs 18
:10; 1 Korinthe 13:12; Hebreeën 9:24; Openbaring 22:4).

Zoals van het gezicht van de koning welwillendheid of toorn is te lezen, zo spreken wij met onze menselijke voorstelling van de Heer over het vriendelijk toegekeerd gelaat van God, Zijn genade (2 Kronieken 30:9) of Zijn afgewend, verborgen aangezicht, Zijn veroordeling (Jesaja 8:17; Jesaja 54:8; Jesaja 59:2; Psalmen 17:2; Psalmen 44:24). Dat laatste vinden we ook in de formulering: ‘Zijn aangezicht was tegen iemand’ (Leviticus 20:3; Leviticus 26:17). Het oplichten van Zijn gelaat (vergelijk: Prediker 8:1), het verheffen ervan boven de mensen, is zegen en gunst. (Numeri 6:22-27)

Aangezicht van God

Zoals het gezicht van de mensen de verschijning is van de onzichtbare ziel, de spiegel van de persoonlijkheid, zo bedoelt de Bijbel het wanneer ze over het aangezicht van God heeft. Hiermee verwant maar niet hetzelfde is de betekenis van het begrip aangezicht Gods; naam van God.

Met het aangezicht Gods worden de vormen waarin God zich openbaart, stemmen Gods, gezichten, engelen, het Woord bedoeld. Hoewel de aartsvaders zoals Mozes met Hem gesproken hebben (Éxodus 33:11) en Jakob met Hem gevochten heeft (Genesis 32:24-31), is het aangezicht van God het meest tastbaar en zichtbaar geworden in de verschijning van Zijn Zoon, Jezus Christus.


Zoekterm

Aangezicht


Vertalingen

Engels: presence, face

Duits: angesicht

Hebreeuws: פָּנֶה paneh (paw-neh’) 

Grieks:πρόσωπον prosopon (pros’-ō-pon)


Betekenis

van Dale

1. (archaïsch) gezicht

  • uit moeders, vaders aangezicht gesneden zijn – sprekend op moeder, vader lijken
  • een slag in het aangezicht – een grove belediging
  • op zijn aangezicht vallen – met gebogen hoofd neerknielen
  • (spreekwoord) wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht – wie kwaad spreekt van zijn bloedverwanten, geloofsgenoten, vrienden e.d., onteert zichzelf
  • een man met twee aangezichten – een dubbelhartig mens
  • iem. van aangezicht kennen – hem dikwijls gezien hebben (zonder hem gesproken of kennis met hem gemaakt te hebben)
  • van aangezicht tot aangezicht met – in persoonlijke (onontkoombare) ontmoeting met
  • (bijbeltaal) van aangezicht tot aangezicht iets kennen ( Éxodus 33:11 Éxodus 33:11 (11)En de HEERE sprak tot Mozes aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt; daarna keerde hij weder tot het leger; doch zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, de jongeling, week niet uit het midden der tent. (StatenVertaling) ) – in de grond, door eigen ervaring
  • iem. in zijn aangezicht beschimpen, uitlachen – zodat hij het ziet
  • (vandaar) onmiddellijke nabijheid – synoniem: tegenwoordigheid
  • iem. iets in het aangezicht zeggen – vrijmoedig, onbeschaamd zeggen
  • in het aangezicht van de dood – met de dood voor ogen, in levensgevaar, stervend

Strong

  • Presence als vertaling van Aangezicht, heeft de volgende Strong-nummers (Hebreeuws): H5048 H5869 H6440, (Greeks): G561 G1715 G1799 G2714 G3952 G4383
  • Face als vertaling van Aangezicht, heeft de volgende Strong-nummers (Hebreeuws): H600 H639 H5869 H6440, (Greeks): G127 G3799 G4383 G4750

Typologie

Geen duidelijke typologische betekenis bekend.


Bijbelverzen

Zoekterm komt in 1303 verzen voor.

Deel dit artikel op: