Tot volle inhoud brengen, vol-maken. Als gezegd wordt dat liefde vervulling van de tora is, dan wordt daarmee bedoeld dat deze door de liefde tot zijn eigenlijke en volledige ontplooiing komt (Rom. 13:10; Gal. 5:14). Zo kunnen dagen (Lev. 12:6; Luc. 2:6), beloften en wensen (1 Kon. 5:9; Hand. 13:22), (schrift)woorden (1 Kon. 2:27; Jer. 28:6; Mare. 15:28) vervuld worden. Veel (niet alles!) van wat in het o.t. besproken werd en gebeurde, is in de Evangeliën tot volledige werkelijkheid geworden. Het le en 2e Testament zijn niet eikaars antipoden. Jezus kwam niet om ‘wet en profeten’ te ontbinden, maar te vervullen, d.i. voluit, zonder mankeren, tot gelding te brengen (Matt. 5:17).
Categorie: V woorden
-
Verzoeking
Is anders dan Verleiding, die beoogt de gelovige van zijn weg af te brengen, een beproeven, testen van iemands trouw (Gen. 22:1; Ex. 15:25; Hebr. 11:17; Jak. 1:13), waardoor hij sterker uit de strijd tevoorschijn kan komen. Het is het gebed van een nederige gemeente, die zichzelf niet onkwetsbaar acht, dat vraagt: leid ons niet in verzoeking (Matt. 6:13; Luc. 22:40). Als verteld wordt over de verzoeking van Jezus of de discipelen (Matt. 4:1; 1 Kor. 7:5; 1 Tess. 3:5), dan is de duivel in het spel. We zouden dan beter van Verleiding kunnen spreken. Omgekeerd kunnen ook mensen God of Jezus ‘verzoeken’. Zij proberen hoever zij kunnen gaan, zij trachten Hem tot een misstap, onwaarheid of ontrouw te bewegen (Num. 14:22; Ps. 78:41; 106:14; Matt. 19:3; 22:35). ‘Gij zult de HEER uw God niet verzoeken!’ (Deut. 6:16; Matt. 4:7).
-
Verzoenen
Is letterlijk het bedekken en dus ontkrachten, onschadelijk maken van ongerechtigheid. God is altijd degene die (door de priester Lev. 4:20; 16:20, door een verzoeningsritueel, Lev. 16, de grote verzoendag, door het woord, 2 Kor. 5:19; Joh. 15:3) verzoent, d.w.z. zondaars, ook het heiligdom en heilige voorwerpen (die ‘verontreinigd’ zijn) geschikt maakt voor de omgang met Hem en de dienst aan Hem (Ps. 65:4 v; Jes. 6:7 v). Vreemden en vijanden worden vrienden en broeders. Het Evangelie vertelt dat Jezus door Zijn bloedstorting en offerande een verzoening is geworden voor al onze zonden (Rom. 5:10 v; 1 Joh. 2:2). Door Hem zijn wij geen vreemdelingen of bijwoners meer, maar ‘medeburgers’ der heiligen en ‘huisgenoten’ van God. Door Hem hebben jood en heiden beiden in één Geest toegang tot de Vader (Ef. 2:18 v). God was door de Christus de wereld met zichzelf verzoenende (2 Kor. 5:19). Hiervan te getuigen is de bediening der verzoening (2 Kor. 5:18).
-
Vier
Is het getal dat de verre uitbreiding suggereert. Is de drie de overtreffende trap, de vier is de over-overtreffende trap: ‘deze drie zijn onver-zadelijk, vier zeggen nooit: ‘het is genoeg” (Spr. 30:15; vgl. 30:18, 21, 24, 29). De opmerking dat Lazarus reeds 4 dagen in het graf is, laat zien dat de gestorvene reeds erg lang en ver weg in het dodenrijk is (Joh. 11:17). Het getal 4 speelt in de architectuur (het vierkant) en ook in de geografie een belangrijke rol. Er zijn 4 windstreken en 4 einden of hoeken der aarde (Jes. 11:12; Jer. 49:36; Zach. 2:6; Openb. 7:1). Ezechiël schouwt 4 wezens, ieder met 4 vleugels en handen, die allen recht voor zich uit bewegen, hij weet dan van de goddelijke macht, die zich richt naar alle zijden en de gehele wereld. Zijn majesteit is universeel (1:2-21). Het getal 4 is een aanduiding van de uitgebreidheid, van de gehele aarde (Dan. 7:2 w; Openb. 4:6; 9:15). De 4x 1000 door Jezus gespijzigden wijzen op het heilzame levensbrood voor alle volkeren, de gehele wereld (Matt. 15:38).
-
Verhogen
Is in overdrachtelijke zin: eren, sterk maken. Wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden (Matt. 23:12). Zij die vernederd zijn tot in het stof, worden verhoogd, in eer en macht hersteld (1 Kon. 16:2; Ps.89:17). Er wordt dan gesproken van het verhogen van iemands hoofd (Gen. 40:13, 19) of het verhogen van iemands hoorn, d.w.z. iemands kracht of macht (1 Sam. 2:1, 10; Ps. 75:11; 92:11). God heeft de Zoon uitermate ‘verhoogd’, Hem een naam boven alle naam gegeven (Fil. 2:9). Zoals dichters de HEER grootmaken, verhogen zij Hem ook. Door vanvZijn daden te vertellen en Hem lof te zeggen, versterken zij Zijn Naam (2 Sam. 22:47; Ps. 30:2; 99:5; 145:1).
-
Vader
Gr. patèr; niet alleen de lijfelijke vader, die de leider, verzorger en leermeester in het gezin is (Gen. 22:7; 27:6; Spr. 23:22; Luc. 11:11; Ef. 6:4), maar ook benaming van de gezaghebbende, wijze, verzorgende figuur in de samenleving of groep. De profeten Elia en Elisa heten zo (2 Kon. 2:12; 13:14), de hofmaarschalk Eljakim (Jes. 22:21), de rabbi (Matt. 23:9), de apostel Paulus (1 Kor. 4:15; 1 Tess. 2:11), en oudere, eerbiedwaardige mannen in de chr. gemeente (1 Joh. 2:13 V; 2 Petr. 3:4). De ‘vaderen’ zijn vaak de voorvaderen, die een voorbeeld waren voor de gelovige (1 Kon. 19:4; Luc. 1:55; Hand. 3:13). Ook God wordt Vader genoemd, van Israël (Deut. 32:6; Jer. 31:9), van de koning (2 Sam. 7:14; Ps. 89:27), van wezen (Ps. 68:6), in het bijzonder van Jezus de Messias (Matt. 7:21; Joh. 1:14; Rom. 15:6; Hebr. 1:5). Daardoor kan ook Zijn gemeente ‘OnzeVader’ zeggen (Matt. 5:16; Rom. 1:7). Een enkele maal lezen we het Aramese woord Abba.
-
Verkiezen
Afzonderen voor een bepaald doel. Jeruzalem heeft zichzelf niet als plaats waar de naam van God woont, opgeworpen. De stad is daarvoor door God aangewezen (Deut. 12:5 w; 16:6 w). Ook Aaron heeft zichzelf niet priester gemaakt, noch David koning, noch de Knecht een Messias. Zij zijn daartoe door de HEER gekozen (Num. 16:5, 7; vgl. 1 Sam. 2:28; 1 Kon. 11:34). Jezus is de geliefde Zoon, de verkorene (Matt. 12:18) en Jakob of Israël is het uitverkoren volk van God (Ps. 105:6; 135:4; Jes. 41:8 v; 44:1 v; Rom. 11:28), dat door God reeds in Abraham gegrepen is (Jes. 41:9).
De verkiezing heeft een reddend en sparend karakter (Jes. 41:1; 43:20; 65:8 v; Matt. 24:22, 24. 31; Rom. 8:33). Maar de nadruk ligt toch wel op de inspiratie en de stimulans van de verkiezing: uitgekozen om te dienen in de tempel, te regeren over Israël, het heil te verkondigen, volk van God te zijn in de wereld (Num. 16:5; Deut. 14:2; 2 Kron. 6:5; Jes. 42:1 v; Hand. 15:7; 26:17). Verkiezing is niet een eeuwigdurend garantiebewijs. Het is ongeveer hetzelfde als roeping. -
Verleiden
Verleiden of misleiden is: op een verkeerde weg brengen. De slang heeft in het paradijs de vrouw verleid de vrucht van de verboden boom te eten (Gen. 3:13), een leugengeest brengt Achab ertoe een te riskante expeditie te ondernemen (1 Kon. 22:20 w), Manasse laat het volk achter afgoden aan lopen (2 Kon. 21:9; 2 Kron. 33:9), valse profeten brengen de gemeente op een dwaalspoor (Matt. 24:4 v, 11) en van dit laatste wordt ook Jezus beschuldigd! (Luc. 23:2; Joh. 7:12). De verleiding kan zeer sterk zijn, zij is van bovenpersoonlijke aard, een collectieve macht: een leugengod (Am. 2:4), de duivel (Openb. 12:9; 20:10), de stad ‘Babylon’ (Openb. 18:23).
-
Vasten
Gedeeltelijk of geheel afzien van eten en drinken, als boetedoening (Jona 3:5), als rouwbetoon (2 Sam. 1:12; Zach. 8:19), als intensivering van het gebed (Joël 1:14; 2:12; Neh. 1:4; Hand. 13:3; 14:23).
Jezus vastte gedurende 40 dagen (Matt. 4:2). In het bijzonder is de Grote Verzoendag een tijd van vasten (Lev. 16:29 w; Hand. 27:9). De profeten waarschuwden tegen een demonstratief, uiterlijk vertoon (Zach. 7:5; Jes. 58:3-9; vgl. Luc. 18:12). Het vasten mag een verootmoediging zijn, een concentratie op het Woord en de dienst van God (Matt. 6:16; 9:15; Hand. 13:13; 14:23).