Zie: Vogels
Categorie: R woorden
-
Rabba
Grote stad. Centrum van het land der Ammonieten, bij de bronnen van de rivier de Jabok (2 Sam. 12:26 w); o.a. door David veroverd en door profeten bedreigd (Ez. 21:20; Amos 1:14). In de tijd der Ptolemeeën werd de plaats Filadelfia genoemd. Tegenwoordig is de naam Amman, de hoofdstad van het koninkrijk Jordanië.
-
Rabbi
Mijn grote, mijn heer, Aramees: rabboeni = mijn meester (Joh. 20:16). Jezus werd door het volk met rabbi aangesproken (Matt. 26:25; Mare. 9:5; Joh. 1:39), omdat men hem zag als een vereerd leraar of Schriftgeleerde. Jezus wees de titel voor zijn discipelen af (Matt. 23:8). Wij noemen een rabbi een rabbijn.
-
Rachab
Ruim, breed. De hoer in Jericho die de verspieders van Jozua redde en als beloning hiervoor door de Israëlieten bij de verovering van de stad gespaard werd (Joz. 2:1 vv). Zij wordt in de geslachtslijst van Jezus genoemd als één van Zijn voorouders (Matt. 1:5) en Hebr. 11:31 plaatst haar in de rij der geloofsgetuigen (vgl. Jak. 2:25).
-
Rachel
Ooi. De jongste dochter van Laban, de 2e vrouw van Jakob, moeder van Jozef en Benjamin (Gen. 30:22-24; 35:18). In Jer. 31:15-17 en Matt. 2:17 wordt ze genoemd als stammoeder van Israël die weent om haar in ballingschap weggevoerde kinderen.
-
Rahab
Onstuimigheid. Een zeemonster en zinnebeeld van Egypte (Jes. 30:7; Ps. 87:4). Toen God de zeeën temde en water en land scheidde, heeft Hij deze overmacht verslagen (Ps. 89:10 v; vgl. Ps. 104:6 vv).
-
Rama
Hoogte. De stad van Samuël (1 Sam. 7:17; 8:4; 15:34) waarschijnlijk het tegenwoordige Ramallah, 15 km ten n. van Jeruzalem. Andere plaatsen van deze naam lagen in Benjamin (Jer. 3 1:15; Matt. 2:18; Jes. 10:29) eveneens dicht bij Jeruzalem gelegen, in Naftali (Joz. 19:36), Gad (Joz. 13:26) en Simeon (Joz. 19:8).
-
Ramoth
Hoogten, vrijstad in Gilead, woonplaats van Levieten (Joz. 21:38; vgl. Deut. 4:43). Achab en Josafat trokken er tegen ten strijde, maar de veldtocht had voor hen een ongelukkige afloop (1 Kon. 22).