Categorie: G woorden

  • Golan

    Een asiel- of vrijstad in het over-jordaanse Manasse (Deut. 4:43; Joz. 20:8), volgens 1 Kron. 6:71 levietenstad. De streek er omheen heet Gaulanitis, ten n. van de Jarmuk, ten o. van het meer van Galilea.

  • Golgotha

    Aramees: gulgolta, vgl. het hebr. gulgólet = schedel, Luc. 23:33, een heuvel die de vorm heeft van een hoofd. Het was een plaats van executies dicht bij de stad Jeruzalem (Joh. 19:20) waar Jezus gekruisigd is (Matt. 27:33). De tegenwoordige hl. grafkerk omgeeft naar alle waarschijnlijkheid dit oude Golgota

  • Gibeon

    Hoogte, een levietenstad in Juda (Joz. 21:17), eerder met een Chiwwietische bevolking, die Jozua te slim af was (Joz. 9).

  • Goliath

    Glans, Filistijn uit Gat, befaamd door zijn reusachtig voorkomen (1 Sam. 17:4; 21:9; 22:10; 2 Sam. 21:19), die door de jonge David (1 Sam. 17:51) of door Elkana (2 Sam. 21:19) werd overwonnen.

  • Gihon

    De bruisende, één van de 4 paradijsrivieren (Gen. 2:13), ook de naam van een bron in de nabijheid van Jeruzalem (nu Maria-bron), waar o.a. Salomo tot koning werd gezalfd (1 Kon. 1:34). Hizkia liet een tunnel hakken van de bron naar de vijver Siloach (2 Kon. 20:20).

  • Gomer

    Voltooiing, naam van één van de zeven zonen van Jafet (Gen. 10:2 v; Ez. 38:6) en van de ontrouwe vrouw van de profeet Hosea (Hos. 1:3).

  • Gideon

    (Boom)hakker, een richter uit de stam Manasse, in Ofra (Richt. 6:11). Hij bouwde een altaar voor de HEER (Richt. 6:24) en brak het altaar van Baal af (Richt. 6:27). Daarom noemde men hem Jerubbaal (Baäl heeft een twistgeding, Richt. 6:32). Hij verloste zijn volk met zijn Gideonsbende van 300 man van de roofovervallen der Midjanieten (Richt. 7; vgl. Ps. 83.10, 12; Jes. 9:3; 10:26).

  • Gevangenis

    In het o.t. is sprake van een gevangenhuis, een onderaardse kerker (1 Kon. 22:27; Jer. 37:15 v), of een niet gebruikte waterput, die erg modderig kan zijn (Gen. 37:20 vv; Jer. 38:6-10). Bekende figuren die in een gevangenis werden opgesloten zijn: Jozef (Gen. 39:20), Simson (Richt. 16:25), Micha (2 Kron. 18:26), Jeremia (Jer. 32:2 vv), Johannes de Doper (Mare. 6:14 vv), Petrus en Johannes (Hand. 4:3; 12:3 v) en Paulus (Hand. 16:23; 21:33 vv; 2 Kor. 6:5). Gevangenen worden soms geketend aan soldaten die de wacht hielden (Hand. 16:24) of in het blok geslagen (Jer. 29:26; Hand. 16:24). Zij konden wel bezoek ontvangen (Jer. 32:8; Matt. 11:2; 25:36).