Categorie: A namen

  • Ahjan

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Broederlijk

    Bijbelverzen:

    (1Kron 7:19) De kinderen van Semída nu waren Ahjan, en Sechem, en Likhi, en Aníam.

  • Ahítub

    Eigennaam ♂

    Betekenis: broer van goedheid – goede broer

    • De zoon van Pínehas. Na de dood van zijn grootvader Eli werd hij hogepriester.
    • De vader van Zadok, die door Saul tot hogepriester werd gemaakt na de uitroeiing van de familie van Achimélech

    Bijbelverzen:

    (1Sam 14:3), (1Sam 22:9), (1Sam 22:11), (1Sam 22:12), (1Sam 22:20), (2Sam 8:17), (1Kron 6:7), (1Kron 6:8), (1Kron 6:11), (1Kron 6:12), (1Kron 6:52), (1Kron 9:11), (1Kron 18:16), (Ezra 7:2), (Neh 11:11)

  • Ahísar

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Het verblijf van mijn broer – broer van oprechtheid – broer van de zanger

    De officier die “over het huishouden” van Salomo ging

    Bijbelverzen:

    (1 Koningen 4:6) En Ahísar was hofmeester; en Adoníram, de zoon van Abda, was over de schatting.

  • Ahísamach

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Een broeder steunt – broer van hulp – mijn broer is een steun

    Bijbelverzen:

    (Éxodus 31:6) En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Ahóliab, den zoon van Ahísamach, van den stam van Dan; en in het hart van een iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb.

    (Éxodus 35:34) Hij heeft hem ook in zijn hart gegeven anderen te onderwijzen, hem en Ahóliab, den zoon van Ahísamach, van den stam van Dan.

    (Éxodus 38:23) En met hem Ahóliab, de zoon van Ahísamach, van den stam van Dan, een werkmeester en vernuftig kunstenaar, en een borduurder in hemelsblauw, en in purper, en in scharlaken, en in fijn linnen.

  • Achis

    Eigennaam ♂

    Betekenis: ≈ Ontzag – eer – eerbied

    Bijbelverzen:

    (1 Samuël 21:10), (1 Samuël 21:11), (1 Samuël 21:12), (1 Samuël 21:14), (1 Samuël 27:2), (1 Samuël 27:3), (1 Samuël 27:5), (1 Samuël 27:6), (1 Samuël 27:9), (1 Samuël 27:10), (1 Samuël 27:12), (1 Samuël 28:1), (1 Samuël 28:2), (1 Samuël 29:2), (1 Samuël 29:3), (1 Samuël 29:6), (1 Samuël 29:8), (1 Samuël 29:9), (1 Koningen 2:39), (1 Koningen 2:40)

  • Ahíram

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Grote traagheid – broer van de hoogte – verheven – verhoogde broer

    Bijbelverzen:

    (Numeri 26:38) De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaïeten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahíram het geslacht der Ahíramieten;

  • Ahíra

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Broer van het kwaad – benadeelde broer

    Bijbelverzen:

    (Numeri 1:15) Van Nafthali, Ahíra, de zoon van Enan.

    (Numeri 2:29) Daartoe de stam van Nafthali; en Ahíra, de zoon van Enan, zal de overste der zonen van Nafthali zijn.

    (Numeri 7:78) Op den twaalfden dag offerde de overste der kinderen van Nafthali, Ahíra, de zoon van Enan.

    (Numeri 7:83) En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Ahíra, den zoon van Enan.

    (Numeri 10:27) En over het heir van den stam der kinderen van Nafthali was Ahíra, de zoon van Enan.

  • Ahjo

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Broederlijk

    Een zoon van Bería

    Bijbelverzen:

    (1 Kronieken 8:14) En Ahjo, Sasak en Jerémôth,

  • Ahío

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Broederlijk

    • Een zoon van Abinádab
    • Een zoon Jeíël uit Gíbeon

    Bijbelverzen:

    (2 Samuël 6:3) En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden ze uit het huis van Abinádab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahío, zonen van Abinádab, leidden den nieuwen wagen.

    (2 Samuël 6:4) Toen zij hem nu uit het huis van Abinádab, dat op den heuvel is, met de ark Gods, wegvoerden, zo ging Ahío voor de ark henen.

    (1 Kronieken 8:31) En Gedor, en Ahío, en Zecher.

    (1 Kronieken 9:37) En Gedor, en Ahío, en Zachárja, en Mikloth.

    (1 Kronieken 13:7) En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen uit het huis van Abinádab. Uza nu en Ahío leidden den wagen.

  • Ahinóam

    Eigennaam ♀

    Betekenis: De vreugde van een broer – broer van plezierigheid

    Bijbelverzen:

    (1 Samuël 14:50), (1 Samuël 25:43), (1 Samuël 27:3), (1 Samuël 30:5), (2 Samuël 2:2), (2 Samuël 3:2), (1 Kronieken 3:1)