Categorie: U woorden
Ur
Assyrisch: stad. Plaats in z. Babylonië, waar Abraham werd geboren (Gen. 11:28; 15:7; Neh. 9:7), waarin een tempel stond van de maangod Sin.
Uria
Hebr. Urjahu = de HEER is licht. Een Hethiet, officier van David, slachtoffer in de affaire David-Batseba (2 Sam. 11:3 w; 23:39; 1 Kon. 15:5).
Urim en Thummim
Een lotsorakel door middel waarvan men God raadpleegde (Ex. 28:30). Waarschijnlijk manipuleerde men met staafjes die de hogepriester in zijn borstzak meedroeg (Ex. 28:30; Lev. 8:8; vgl. Num.
Uur
Gr. hoora. Jezus spreekt in het Johannes-evangelie herhaaldelijk over ‘mijn uur’. Hij doelt daarmee op het tijdstip waarop Hij zich het duidelijkst zal manifesteren, als Hij ‘verheerlijkt’ wordt, d.w.z. wanneer Hij lijdt...