Categorie: U woorden

  • Uitspansel

    Hebr. raqiaa = het vastgestampte, Gr. stereoomaa, het uitgespannen tentdoek (Gen. 1:8; Ps. 19:2; 104:2), het ‘firmament’ dat zich boven de wereld welft. In het oude wereldbeeld is de hemelkoepel een soort gewelf waaraan de sterren hangen. De hemeloceaan en dus de chaos wordt hierdoor van de aarde weggehouden (vgl. Gen. 7:11).

  • Uitstrekken

    Het uitstrekken van de hand is een term voor het in beweging brengen van de hand, tot handelen overgaan, hetzij met destructieve bedoelingen (Matt. 26:51), hetzij in positieve zin, om te genezen, vast te pakken (Matt. 8:3; 12:49).
    Als Abraham zijn hand uitstrekt (en het mes pakt), is het tijd om tussenbeide te komen (Gen. 22:10), als Mozes op Goddelijk bevel zijn hand uitstrekt over de zee, splijt deze in tweeën (Ex. 14:16, 21), en het uitstrekken van de hand van de engel naar de stad betekent haar verdelging (2 Sam. 24:16; vgl. Job 1:11). Als de verlamde zijn handen uitstrekt, betekent dit dat hij deze weer kan gebruiken, handelingsbekwaam is geworden (Matt. 12:13). Het uitbreiden van de handen is het gebaar van de bidder (Ex. 9:33; 1 Kon. 8:22; Ezra 9:5).

  • Uittocht

    Gr. ex-hoodos, Lat. exodus  uit-leiden.

  • Ur

    Assyrisch: stad. Plaats in z. Babylonië, waar Abraham werd geboren (Gen. 11:28; 15:7; Neh. 9:7), waarin een tempel stond van de maangod Sin.

  • Uria

    Hebr. Urjahu = de HEER is licht. Een Hethiet, officier van David, slachtoffer in de affaire David-Batseba (2 Sam. 11:3 w; 23:39; 1 Kon. 15:5).

  • Urim en Thummim

    Een lotsorakel door middel waarvan men God raadpleegde (Ex. 28:30). Waarschijnlijk manipuleerde men met staafjes die de hogepriester in zijn borstzak meedroeg (Ex. 28:30; Lev. 8:8; vgl. Num.

  • Uur

    Gr. hoora. Jezus spreekt in het Johannes-evangelie herhaaldelijk over ‘mijn uur’. Hij doelt daarmee op het tijdstip waarop Hij zich het duidelijkst zal manifesteren, als Hij ‘verheerlijkt’ wordt, d.w.z. wanneer Hij lijdt en sterft (Joh. 2:4; 7:30; 8:20; 12:23; 13:1; 17:1). Vgl. voor de verbinding van ‘uur’ en ‘macht’ Luc. 22:53.
    De dag wordt in uren verdeeld, bv. het 3e uur (‘s morgens 9 uur (Mare. 15:25), het 6e (12 uur ‘s middags, 15:33), het 9e (15:34). Een dag (waarop het licht is) telt 12 uren (Joh. 11:9). Het laatste ‘uur’ van de wereldgeschiedenis is tegelijk ook het beslissende, nl. het optreden van de antichrist (1 Joh. 2:18). Elders wordt gesproken over de laatste dagen (Hand. 2:17; 2 Tim. 3:1; Jak. 5:3).

  • Uzzia

    Mijn kracht is de HEER, koning van Juda (787-736 v. Chr.), die ook Azarja genoemd wordt (2 Kon. 14:21; 15:13, 30-34; Jes. 1:1; Am.1:1; 2 Kron. 26). De laatste 20 jaar van zijn leven leed hij aan melaatsheid en leefde derhalve in afzondering.