Gazel, Gr. Dorkas, een weldoende discipelin te Joppe die na Petrus’ gebed weer tot leven werd gewekt (Hand. 9:36 w).
Categorie: T woorden
-
Tempel
Het heiligdom in Jeruzalem, dat in de tijd van Salomo werd gebouwd (1 Kon. 6:1-38; 7:15-22). Het was een langgerekt gebouw, met een voorhal en twee kamers: het heilige en het allerheiligste (waarin de ark was geplaatst). In het heilige bevonden zich het reukofferaltaar, de tafel der toonbroden en de 2 x 5 kandelaars. Het brandofferaltaar stond buiten op het voorplein, evenals de koperen zee en de 10 koperen wasvaten (1 Kon. 8:64; 1 Kon. 7:23 w). De tempel werd in 587 v. Chr. door de Babyloniërs verwoest (2 Kon. 25:13-17). Het duurde tot 520 v. Chr. voordat hij op de oude plaats werd herbouwd (Ezra 6:3 w). De ark is verdwenen. En i.p.v. 10 kandelaars staat er een menora, een 7-armige kandelaar (Zach. 4:2). Deze tempel werd vanaf 19 v. Chr. door Herodes de Grote op grootscheepse wijze gerestaureerd en vernieuwd (vgl. Joh. 2:20). De grote voorhof der heidenen, voor ieder toegankelijk, was omgeven door zuilenhallen, waarin o.a. ‘geleerd’ werd (Luc. 2:46; 19:47; 21:37). Via trappen kwam men op de voorhof der vrouwen, van de mannen en de voorhof der priesters, die voor leken verboden was. Tussen het heilige en het allerheiligste hing een groot gordijn (Matt. 27:51).
Sinds de verwoesting van de tempel door de Romeinen in 70 n. Chr. is de ‘dienst der verzoening’ op deze plaats gestaakt. Stefanus heeft gezegd: de Allerhoogste woont niet in tempels met handen gemaakt (Hand. 7:48). Het evangelie van Johannes wijst Jezus aan als de nieuwe tempel van Gods inwoning (2:19 w), en Paulus merkt op dat de chr. gemeente een tempel is van de H. Geest (1 Kor. 3:16 w; 2 Kor. 6:16; Ef. 2:21).
In Joh. 10:22 v wordt het feest van de tempelwijding genoemd, gedenkdagen van de reiniging van het heiligdom in Jeruzalem na de ontwijding door Antiochus Epifanes in 164 v. Chr. (Chanukka).
In het o.t. wordt vaak over tempels van góden der volkeren gesproken. In het n.t. horen we ook over de Samaritaanse tempel op de berg – Gerizim (Joh. 4:20) en het wereldberoemde heiligdom van – Diana te Efeze (Hand. 19:27). -
Tabor
Berg op de grens van de stamgebieden van Zebulon, Issakar en Naftali (Joz. 19:12, 22; Richt. 4:6, 12, 14), waarschijnlijk de heilige plaats die bedoeld wordt in Deut. 33:19 en Hos. 5:1. Een oude traditie identificeert de berg der verheerlijking (Matt. 17:1) als de Tabor.
-
Tent
In oude tijden leefden de aartsvaders en Israël op zijn tocht door de woestijn, in tenten. Later worden de huizen waarin men woont, op archaïsche manier ook nog wel ‘tenten’ genoemd (2 Sam. 20:1; Job 15:34; Ps. 84:11; Jer. 30:18). Als Petrus voorstelt op de berg der verheerlijking 3 tenten op te slaan, worden misschien – loofhutten bedoeld (Matt. 17:4). Ons lichaam heet een aardse tent (SV: tabernakel!), die gemakkelijk afgebroken wordt (2 Kor. 5:1, 4), maar de rechtvaardige wordt opgenomen in een eeuwige tent (SV: tabernakel, Luc. 16:9). De apostel Paulus, was, evenals Aquila van beroep tenten- of tentendoekmaker (Hand. 18:3).
-
Tachpanhes
Verblijfplaats in Egypte, ten o. van de Nijldelta, van een groep joodse vluchtelingen uit Jeruzalem met de profeet Jeremia (Jer. 43:7 w; 44:1). De plaats wordt ook genoemd in profetieën tegen Egypte (Jer. 2:16; 46:14; Ez. 3048).
-
Taddeus
Dapper, één van de 12 —► discipelen, die dezelfde zou zijn als de apostel Judas (vgl. Luc. 6:15 v; Hand. 1:13), de zoon van Jakobus (niet Iskariot).
-
Tafel
Reeds in oude tijd niet alleen een op de grond uitgespreid stuk leer of mat (Jes. 21:5; Ps. 78:19; NBG: dis), maar ook een door poten ondersteunde houten of stenen plaat (Richt. 1:7). De tafel in het heiligdom was die der toonbroden (Ex. 25:23; 1 Kon. 7:48) en die voor het slachten van dieren (Ez. 40:39 w), maar ook het altaar werd een tafel van de HEER genoemd (Mal. 1:12). Aan hogere tafels zat men aan (Matt. 15:27; Luc. 16:21), aan lagere lag men aan (Matt. 26:7). Paulus spreekt van de tafel des HEREN, de avondmaalstafel (1 Kor. 10:21) of altaartafel (Hebr. 13:10). Eten aan of van iemands tafel betekent afhankelijkheid, bescherming en gemeenschap (1 Sam. 20:29; 2 Sam. 9:11; 1 Kon. 18:19; Neh. 5:17; Dan. 1:5; 1 Kor. 10:21b). Men kan er dus ook door verstrikt raken in ongewenste affaires (Ps. 69:23; Spr. 23:1). Tafels’ heten ook de stenen platen waarop de 10 woorden zijn gegrift (Ex. 31:18; Deut. 9:9 w).