Categorie: S woorden

  • Schatkamer

    De ruimte in het paleis (1 Kon. 7:51; 2 Kon. 20:13) of in de tempel (2 Kon. 12:18; Joh. 8:20) waar de koninklijke (onder toezicht van de schatmeester Ezra 1:8; Neh. 13:13; Dan. 3:2 v) of kerkelijke schatten werden bewaard. Er waren tijden dat deze ongehoord talrijk waren (1 Kon. 10:14 w; 14:25 v; Jes. 39:2). In het n. deel van de vrouwenvoorhof in de 2e tempel bij de schatkamer stonden offerkisten waarin mensen hun gaven wierpen (Mare. 12:41 w; Luc. 21:1; Matt. 27:6). In oude tijden sprak men ook dichterlijk over de schatkamers van Gods hemels paleis waaruit regen, hagel, sneeuw en storm tevoorschijn kwamen (Deut. 28:12; Job 38:22; Ps. 33:7; 135:7).

  • Sanherib

    Sin (de maangod) heeft mijn broeders vermeerderd. Een Assyrische koning, die o.a. oorlog voerde met Hizkia en tevergeefs Jeruzalem belegerde (2 Kon. 18:13-20:1).

  • Salamis

    Stad van vrede, gelegen aan de oostkust van Cyprus, waar Paulus en Barnabas op hun eerste reis het Evangelie verkondigden (Hand. 13:5).

  • Salem

    Hebreeuws: sjaleem = compleet, ongedeerd. Oude naam voor Jeruzalem (vgl. Ps. 76:3), stad van de priester-koning Melchisédek (Gen. 14:18).

  • Salim

    Sjaleen, Salem. Plaats waar Johannes doopte in verband met de aanwezigheid van veel water (Joh. 3:23). In de traditie gelokaliseerd ten z. van Bet-san.

  • Sallum

    Vergelding. Een koning van Israël in 746 v. Chr. gedurende één maand (2 Kon. 15:10-15). Ook Joachaz, koning van Juda in 609 v. Chr., had deze naam (Jer. 22:11; 1 Kron. 3:15), en de echtgenoot van de profetes Hulda (2 Kon. 22:14).

  • Salmaneser

    De god Sjoelman is machtig. Koning van Assur (727-722 v. Chr.) die Samaria veroverde en Israël in ballingschap wegvoerde (2 Kon. 17:1-6).

  • Salome

    Zeer vredig. Een volgelinge van Jezus, wellicht de moeder van Johannes en Jakobus (Mare. 15:40; 16:1). Salome zou ook de naam zijn geweest van de dochter van Herodias, de vrouw van Herodes Antipas, wier wens het hoofd van Johannes de Doper was (Mark. 6:17-29).

  • Salomo

    Hebreeuws: Sjelomo = man van de vrede.
    Zoon van David en Batseba, koning van Israël (965-926 v. Chr.; 1 Kon. 1).
    Hij slaagde erin mededingers onschadelijk te maken (1 Kon. 2:26 vv) en de omvang van het rijk van zijn vader in grote trekken te handhaven. Tijdens zijn regering is er veel gebouwd: de tempel, het paleis, vestingen, voorraadsteden, wagen- en paardensteden (1 Kon. 6; 7; 9:19; 10:26). Hij verdeelde het land in 12 bestuursdistricten (1 Kon. 4:7-20) en was door zijn huwelijken waarop veel kritiek kwam (1 Kon. 11:1-13) verbonden met verschillende landen om hem heen. Zijn regeringsperiode is een van vrede en welvaart. Zijn wijsheid is spreekwoordelijk geworden (1 Kon. 3:12, 28; 4:29-34; 10:1 vv; Spr. 1:1 v; Pred. 1:1). Niettemin zegt Jezus: méér dan Salomo is hier (Matt. 12:42; vgl. 6:29).
    In de tempel van Herodes heette de meest oostelijke van de zuilengangen rond de buitenste voorhof: de zuilengang van Salomo. Hier kwamen ook niet-Joden. Daarom predikten Jezus en zijn discipelen er herhaaldelijk (Joh. 10:23; Hand. 3:11; 5:12).