Het deel van de oogst of opbrengst, dat als offer voor de tempel wordt afgezonderd, speciaal voor priesters en Levieten (Num. 18:8 vv; Ez. 20:40), maar ook gave voor de inrichting van...
Vertaling van het Hebr. gojiém, dat meestal volkeren betekent, d.w.z. de andere naties buiten Israël, die de HEER niet kennen (Deut. 7:6; Neh. 5:8; Jer. 10:25). Het Griekse woord is ethné, dat...
Hebr. jesjoeah, hulp, verlossing. Mensen kunnen ‘heil’ brengen (1 Sam. 14:45; Jes. 62:1), meestal is de uitredding het werk van God (Ex. 14:13; Ps. 118:14 v; Jes. 12:2; 45:7 etc.). Het Griekse...
Bergachtig. Zoon van Terach, broer van Abraham (Gen. 11:26), ook de naam van diens stamgebied in n.w. Mesopotamië, aan de Eufraat, en bovendien de belangrijkste stad in dit gebied waar Laban woonde,...
Hebreeuws: q’sjee ooréf. Stijf van nek, weerspannig. In het bijzonder tijdens de woestijnreis weigerden de Israëlieten telkens weer het hoofd te buigen en het ‘oor te neigen’ (Ex. 32:9; 33:5; Deut. 9:6-13;...