Categorie: H woorden

  • Horeb

    Hebr. choreeb = verdroogd. Een berg die op veel plaatsen in de bijbel een andere naam is voor Sinaï: de berg der wetgeving (Ex. 17:6; Deut. 1:2, 6; 5:2; 1 Kon. 8:9; Ps. 106:19).

  • Hizkia

    Kracht is van HEERE. Eén van de bekendste koningen van Juda. Hij regeerde van 725-697 v. Chr. in een voor Jeruzalem bewogen tijd vanwege de Assyrische opmars (2 Kon. 18:13 w). Aan Hizkia wordt de aanleg van het Sioach-kanaal toegeschreven alsmede de concentratie en zuivering van de tempeldienst (2 Kon. 18:4 w; 20:20; 2 Kron. 29 en 30). In Jes. 38:10-20 vinden we zijn danklied.

  • Hoeksteen

    Hebr. roosj pinna Gr. kephalè gonias = ‘hoofd des hoeks’, uitgangspunt bij de bouw van een huis en belangrijk fundament (Jer. 51:26; Job 38:6). De hoeksteen is symbool van Sion als fundament van het geloof (Jes. 28:16; vgl. 1 Petr. 2:6) en van de rechtvaardige t.o.v. het volk (Ps. 118:22). Voor de chr. gemeente was de Rechtvaardige, die door mensen terzijde geschoven werd, maar door God als opgestane, op zijn plaats werd gezet, de Hoeksteen (Matt. 21:42; Hand. 4:11; 1 Petr. 2:7).

  • Hoer

    Over prostitutie wordt herhaaldelijk gesproken (Gen. 38:15; Joz. 2:1; 1 Kon. 3:16; 22:38; Matt. 21:31; 1 Kor. 5:9), vaak in veroordelende zin (Spr. 23:27; Jer. 5:7; Ef. 5:5). Een mannelijke prostituée werd ‘hond’ genoemd (Openb. 22:15). In verschillende heidense tempels stelden mannen en vrouwen zich beschikbaar voor geslachtsverkeer om de goddelijke kracht van het leven te versterken (Hos. 4:14; vgl. Openb. 2:14). Omdat zij, die hun Heer ontrouw worden, te vergelijken zijn met hen die hun gunsten aan velen schenken, wordt de afvalligheid van God vaak ontucht of hoererij genoemd (Ps. 73:27; Openb. 17:2; 18:3; de SV sprak van afhoereren).

  • Hogepriester

    Letterlijk: de grote priester, het hoofd van het tempelper-soneel, de leider van de tempeldienst (2 Kon. 22:4). Hij is de priester bij uitstek, de gezalfde priester (Num. 35:25), met name als de celebrant op de grote verzoendag (Lev. 16). Over kleding van Aaron en zijn navolgers leze men Ex. 28:2-39. Eleazar was de opvolger van Aliron en Pinechas van Eleazar (Num. 20:26; Deut. 10:6). In lter tijd komen we de namen tegen van Hilkia (2 Kon. 22:4), van Azarja (2 Kron. 26:20), van Jozua (Zach. 3:1). In het n.t. wordt Kajafas genoemd (Matt. 26:57) ook Annas (Hand. 4:6) en Ananias (Hand. 23:2). De Christus heet: hogepriester naar de ordening van Melehisedek (Hebr. 6:20): heilig, zonder schuld of smet, die het offer van zijn eigen leven bracht voor de zonden van het volk (Hebr. 7:27), die de dienst verricht in de ware tabernakel (Hebr. 8:2). Hij is de grote grote-priester, die voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil is geworden (Hebr. 4:14; 5:8 v).

  • Honderd

    Het getal 100 speelt een rol in het leger. 10 man is de kleinste effectieve eenheid (Richt. 6:27; 1 Sam. 25:5). Daarop volgt een groep van groepen, 100 man. ‘Het volk trok uit in afdelingen van 100 en van 1000’ (2 Sam. 18:4; vgl. Richt. 7:19; Am. 5:3). Deze afdelingen worden aangevoerd door oversten van 100 (Ex. 28:21; Deut. 1:15; 1 Sam. 22:7). In het algemeen is 100 als een tienvoudige 10 een rond getal, dat een grote hoeveelheid aanduid: een hoge leeftijd (Gen. 21:5; Jes. 65:20), een rijke oogst (Gen. 26:16; Matt. 13:8), royale geschenken, offers, beloningen, boetes (Deut. 22:19; 1 Sam. 25:18; 2 Kon. 23:33; 2Kron. 29:32; Ezra 6:17; Mare. 10:30; Joh. 19:39).

  • Honger

    We lezen in de bijbel niet alleen over hongersnoden, veroorzaakt door misoogsten, oorlog, droogte, sprinkhanen en plagen (Gen. 12:10; 41:30; Ruth 1:1; Jer. 52:6; Hand. 11:28), maar ook over gebrek aan ‘geestelijk voedsel’, niet over honger naar brood, maar naar het woord van God (Amos 8:11; vgl. Joh. 6:35), naar gerechtigheid (Matt. 5:6). De hulp aan hongerigen, zelfs vijanden, is een goddelijke opdracht (Spr. 25:21; Matt. 25:37, 44; Luc. 1:53; Rom. 12:20).

  • Honig

    Het beloofde land is een land dat overvloeit van melk en honig (Ex. 3:8; 13:5; Deut. 11:9), d.w.z. het is een vruchtbaar land. Met veel vee en bloesem. In de wildernis vinden Simson, Jonatan en Johannes de Doper honing, die hen sterkt (Richt. 14:9; 1 Sam. 14:29; Matt. 3:4). De zoete honing werd als een gezonde lekkernij beschouwd (Richt. 14:18; 1 Kon. 14:3; Spr. 24:13, Ez. 16:19), al moet men er niet te veel van eten (Spr. 25:27). Het is veelzeggend, dat de tora met honing wordt vergeleken en er zelfs boven wordt gesteld (Ps. 119:103; vgl. 19:11; Openb. 10:9 v).