Categorie: G woorden

  • Gerasénen

    Inwoners van Gerasa, stad in het Overjordaanse, ten zo. van het meer van Gennesaret (Marc. 5:1; Luc. 8:26, 37; in Matt. 8:28 wordt van Gadarenen gesproken).

  • Gerechtigheid

    Het hebr. woord tsedagah spreekt van de jiste beslissing, de gerechtigheid van de aardse (Gen. 18:19; 2 Sam. 8:15; 1 Kon. 10:9; Ps. 72:3), of van de hemelse rechter (Ps. 5:9; Jes. 5:16; 59:17; Jer. 9:24). Deze gerechtigheid is straffend naar de kant van de boosdoener en bevrijdend ten opzichte van de onschuldige (vgl. Spr. 17:15; Jes. 5:23).
    De rechtvaardige daden van God zijn de bestraffing der zondaars en de bevrijding der verdrukten (1 Sam. 12:7-12; Jes. 45:24, 25). Dit tweede aspect van Gods gerechtigheid krijgt de sterkste accenten. De nadruk ligt vooral op de vrijsprekende, verlossende gerechtigheid van God, die een ander woord voor trouw en goedgunstigheid gaat worden (Ps. 24:5; 98:2; Jes. 46:12; 51:6; 56:1; 58:2; 59:9, 14, 16). Het Griekse woord hiervoor wordt eleémosuné (ons ‘aalmoes’), dat barmhartigheid betekent.
    De HEER doet gerechtigheid en recht aan alle verdrukten – barmhartig en genadig is de HEER, niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen (Ps. 103:6-9). De koning richte Gods volk met gerechtigheid, de ellendigen met recht – hij verschafte recht de ellendigen des volks, hij redde de armen, maar verbrijzelde de verdrukker (Ps. 72:1-4; vgl. Jer. 22:13-17). Zo wordt de Rechtvaardige gedoopt tot messiaans koning, om ‘alle gerechtigheid’ te vervullen (Matt. 3:15), om delend in de benauwdheid der ellendigen, bevrijding te brengen. Zij die daarvoor strijden (Matt. 6:35) moeten rekenen met vervolging (Matt. 5:10; Luc. 12:58). Paulus legt er de nadruk op dat wij deze vrijspraak en vrijheid niet bewerken door een verdienstelijk gedrag, maar ontvangen door de dienst van de Christus (Rom. 3:24), God rechtvaardigt de zondaar (Rom. 5:8 v). In het evangelie van de Messias Jezus wordt deze gerechtigheid van God openbaar, zodat mensen leven door geloof (Rom. 1:17).

  • Gerechtsgebouw

    In het proces tegen Jezus horen we over het gerechtsgebouw in Jeruzalem, de residentie van de romeinse stadhouder en tegelijk kazerne van de lijfwacht én gevangenis (Matt. 27:27; Joh. 18:28, 33; 19:9). Waarschijnlijk was het gebouw niet de zgn. burcht van Antonia, maar een deel van het paleis van Herodes, in het westelijk deel van de stad.

  • Gerechtshof

    Plaatselijke joodse rechtbank van meestal 23 rechters, die leden van de synagoge konden ex-communiceren, en lijf-straffen konden toedienen, zoals stokslagen en geseling (Matt. 19:17; Hand. 22:19; 26:11; 2 Kor. 11:24).

  • Gericht

    Uitwerking volgt.

  • Geringe

    Geringe, de – Het hebr. woord daal wijst meestal naar de economisch zwakke, de arme boer, de behoeftige landarbeider die zwoegt in modder en stof (Jes. 10:2; Am. 2:7; 4:1; vgl. 1 Sam. 2:7). Het is God die deze geringen opheft (Ps. 113:7), en van de koning en de heren wordt verwacht dat zij de geringen en de armen helpen en bevrijden. ‘Wee hen, die de geringen uitbuiten en beroven’ (Spr. 22:22; Am. 5:11).

  • Gerizim

    Berg in midden Israël, ten z. van Sichem (en het huidige Nabloes Richt. 9:7) waarop de zegen over Israël werd uitgesproken (zoals van de Ebal de vloek gehoord werd (Deut. 11:29; 27:12; Jozua 8:33 vv). Het is de berg die de Samaritaanse vrouw bedoelde toen zij sprak van de (samaritaanse) eredienst (Joh. 4:20).

  • Gebrek

    In Lev. 21:17-20 worden 12 lichaamsgebreken opgesomd, waardoor een priester afgekeurd wordt (vgl. Deut. 23:1). Lev. 22:20-25 wijst op eenzelfde aantal, dat een offerdier ongeschikt maakt. Het onberispelijke en onbevlekte van de messiaanse gemeente als een koninklijke priesterschap heeft echter meer te maken met haar geestelijke kwaliteiten, waneer zij haar dienst verricht voor God, zal zij onrecht, onbaatzuchtig, liefdevol, getrouw, gehoorzaam zijn (1 Tim3:8-14; Tit. 1:6-10; 1 Petr.2:9).

  • Gemeente

    Het hebr. woord qanhaal, Grieks meestal eeclesia, betekent verzameling, volksbijeenkomst voor rechtspraak, krijgsdienst en eredienst (Deut. 5:22; Joz. 8:35; Richt. 21:5, 8; iKon. 12:13; Ez. 16:40 v, NBG menigte). De nadruk komt te liggen op het begrip tempelgemeente (iKron. 13:4; 29:1; Ezra 10:12, 14; Ps. 22:23, 26; 35:18). Een ander hebr. woord is eedah, gr. meestal synagoge, in NBG vaak met vergadering vertaald, de verzameling van rechtvaardigen (Ps. 1:5) van boosdoeners (NBG: bende, Ps. 22:17; 86:14) maar ook de officiële volksvergadering van Israël (Richt. 20:1; 21:10; 1 Kon. 8:5; Ps. 111:1; Spr. 5:14), vooral in Exodus, Leviticus en Numeri (Ex. 12:3; Lev. 8:4; Num. 14:5 etc.). Het n.t. ecelesia, dat het begrip ‘opgeroepen zijn’ in zich heeft, duidt de uit het volk of de volkeren samengeroepen gemeente van Christus aan, zowel de huis – (Rom. 16:5) de plaatselijke – (Hand. 8:1), als de algemene gemeente of kerk (Matt. 16:18; Ef. 1:22).

  • Géhazi

    De kalfsogige, de dienaar van de profeet Elisa (2 Kon. 4:8-37; 8:1-6) die van Naaman wederrechtelijk het doktersloon incasseert (2 Kon. 5:20-27).