Categorie: A namen

  • Alféüs

    Eigennaam ♂

    Betekenis: ≈ Leider – gids – geleerde – compensatie van God – plaatsvervanger

    Bijbelverzen:

    (Matthéüs 10:3) Filippus en Bartholoméüs; Thomas en Matthéüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alféüs, en Lebbéüs, toegenaamd Thaddéüs;

    (Markus 2:14) En voorbijgaande zag Hij Levi, den zoon van Alféüs zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem.

    (Markus 3:18) En Andréas, en Filippus, en Bartholoméüs, en Matthéüs, en Thomas, en Jakobus, den zoon van Alféüs, en Thaddéüs, en Simon Kananítes,

    (Lukas 6:15) Matthéüs en Thomas, Jakobus, den zoon van Alféüs, en Simon genaamd Zelótes;

    (Handelingen 1:13) En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus en Jakobus, en Johannes en Andréas, Filippus en Thomas, Bartholoméüs en Matthéüs, Jakobus, de zoon van Alféüs, en Simon Zelótes, en Judas, de broeder van Jakobus.

  • Alexandríë

    Plaatsnaam

    Betekenis: Stad van Alexander

    Stad door Alexander de Grote gesticht (332 v. Chr.) in de Nijldelta, ontwikkelde zich tot een wereldstad, maar wordt in de bijbel slechts genoemd als haven van waaruit het schip vertrok, dat Paulus naar Rome bracht (Handelingen 27:6, Handelingen 28:11).

    Bijbelverzen:

    (Handelingen 27:6) En de hoofdman, aldaar een schip gevonden hebbende van Alexandríë, dat naar Italië voer, deed ons in hetzelve overgaan.

    (Handelingen 28:11) En na drie maanden voeren wij af in een schip van Alexandríë, dat in het eiland overwinterd had, hebbende tot een teken, Kastor en Pollux.