Is in de bijbel de Middellandse Zee (Deut. 11:24; Ez. 48:28), de Zoutzee (de Dode Zee, Gen. 14:3; Deut. 3:17), de Zee van Tiberias (Matt. 4:13) of de Schelfzee (Ex. 15:4). Maar ook kan de wereldzee bedoeld zijn, die om de aarde heen spoelt (Ps. 139:9; Spr. 8:29; Dan. 7:2). De zee is in de voorstelling van Israël een niet-wereld, een God vijandige macht, de diepte van de dood (zoals de woestijn, Jer. 51:42 v; Ps. 78:53; vgl. Jes. 27:1).
De doop in de zee is het begraven worden in de dood (1 Kor. 10:1; Rom. 6:3, 4). Niettemin heerst God over de zee (Ps. 89:10; 95:5; Job 26:12; 38:8). Dat vermogen bezit ook Jezus als Hij de winden en de zee bestraft (Matt. 8:26) en over de zee loopt (14:25). In dit verband zou men ook aan de ‘volkeren-zee’ kunnen denken (Dan. 7; Openb. 13:1; vgl. Jes. 17:2 v) waarin het visnet moet worden uitgeworpen (Joh. 21:1-12; vgl. Luc. 5:4 w).
Categorie: XYZ woorden
-
Zee
-
Zegel
In de bijbel vooral de zegelring (Gen. 41:42; Jer. 22:24; Luc. 15:22), aan een kettinkje om de hals, op het hart gedragen (Gen. 38:18; Hoogl. 8:6). De afdruk van de ingegraveerde naam en tekst op het verdrag, een kruik, een koninklijk bevel, presenteert de aanwezigheid van de eigenaar (Jer. 32:10, 44; 1 Kon. 21:8; Dan. 6:18; Est. 3:12; Matt. 27:66).
Paulus ziet de besnijdenis als afdruk (en dus bevestiging) van de gerechtigheid, d.i. van de rechte verhouding met God (Rom. 4:11) en de doop als een zegel met de Naam van God erop (2 Kor. 1:22). Wat verzegeld is, is bedekt en afgesloten, behoort God toe en is (dus?) verborgen (Deut. 32:34; Jes. 8:16; Openb. 10:4; 20:3; 6:1-8:1). Het zegel van God dat op mensen gezet is, stempelt hen tot Zijn dienaren (Jes. 44:5; Ez. 9:4; Openb. 7:2; 14:1). Dat geldt in het bijzonder van de Christus, die ‘de afdruk van Zijn wezen is’ (Hebr. 1:3; Joh. 6:27).