Hebr. majjiem (majem), Gr. hudoor, oerelement van de schepping (Gen. 1:2; Openb. 14:7) is de levenwekkende óf de doodbrengende materie, het zoete bron- en regenwater of het voor de mens ondrinkbare, zoute en gevaarlijke zeewater, de gevaarlijke ‘diepte’ of ook de bandjir-rende wadi, die mensen, huizen, kudden meesleurt (Richt. 5:20; 2 Sam. 5:20; Ps. 69:2; Jes. 28:2, 17; Matt. 7:24-27; 8:24 w; 2Kor. 11:26 v). Maar voor het land is de levenwekkende regen en het verkwikkende water uit de diepte de bestaansvoorwaarde (Gen. 13:10; 26:19, 32; Deut. 8:7; Ps. 105:41; Joh. 7:38). Het water reinigt en brengt leven (Matt. 3:11; Joh. 3:5; Ef. 5:26; 1 Petr. 3:20). Levend water is stromend water.
De zegen van de Geest of het woord van God worden vaak een Bron van Heil genoemd, heilzame regen (Ps. 36:9 v; 87:7; Jes. 12:3; 32:15; 55:10;
Joh. 7:37 v; Openb. 21:6).
Categorie: W woorden
-
Water
-
Watervloed
Zie: Vloed
-
Wedergeboorte
Gr. palingenesina, nieuw ontstaan, vernieuwing, is de doop (Tit. 3:5) en de opstanding (Matt. 19:28). Deze opwekking is voor Petrus een leven met hoop (vanwege de opstanding van de Christus), een verwekking door het onvergankelijke zaad, het goddelijke Woord (1 Petr. 1:3, 23; vgl. 1 Joh. 3:9). Jezus spreekt van een geboorte van boven af uit de Geest (Joh. 3:3 w).
-
Wederkomst
Van de Christus. In het Evangelie wordt niet van een wederkomst of tweede komst van Jezus gesproken, alleen van een terugkomen nadat Hij is heengegaan (Joh. 14:3) en van een komen zoals Hij is weggegaan (Hand. 1:11).
Het spreken over een wederkomst hangt derhalve samen met het geloof in de vleeswording van het Woord, de (le) komst van de eeuwige Logos in deze wereld, in nederigheid (Joh. 1:14; 8:42). Bij Zijn komst in heerlijkheid (Matt. 24:30) zal de Zoon des mensen oordelen (2 Tim. 4:1), de doden opwekken, en Zijn koningschap aan de Vader overdragen. Dan zal God alles in allen zijn (1 Kor. 15:23-28). -
Wilde ezel
Zie: Dieren