Categorie: T woorden

  • Tittel

    Deze uitdrukking kan ontleend zijn aan Matteüs 5:18 maar ook aan Lucas 16:17. De jod of jota is de kleinste Hebreeuwsche letter, terwijl men onder een tittel destijds verstond de kleine puntjes of haaltjes, waardoor sommige Hebreeuwse medeklinkers van elkaar worden onderscheiden.

  • Titus

    Wilde duif, een Latijnse naam voor een vriend en medewerker van Paulus (2 Kor. 2:12; 7:6). Hij is geen jood, maar van heidense komaf (Gal. 2:3). De brief aan hem is geadresseerd aan: Titus, mijn waar kind krachtens ons gemeenschappelijk geloof (1 Tit. 1:3). De keizer Titus, die Jeruzalem veroverde, wordt in de bijbel niet genoemd.

  • Tobia

    De Heer is goed, een halfjood, die Perzisch gouverneur was van Ammon en door zijn anti-Zionisme spottend die Ammonitische slaaf’ werd genoemd (Neh. 2:10). Het apocriefe boek Tobia gaat over een geheel andere figuur.

  • Toekomst

    Deze is enerzijds afhankelijk van de levenswandel van het volk in het heden (Deut. 4:30; Spr. 23:18; 24:14), anderzijds door God (anders dan door góden) niet alleen aangekondigd, maar ook gegeven (Jes. 8:23; 41:23 v; 45:11). Als het niet maar gaat over nieuwe omstandigheden, maar over een volstrekt andere tijd, voorbij onze geschiedenis, dan wordt gesproken over de ‘toekomende’ eeuw, na ‘deze eeuw’ (Matt. 12:32; Mare. 10:30; Hebr. 2:5; 6:5). Tegen toekomstvoorspeller en waarzegger wordt gewaarschuwd (2 Kron. 33:6; Jer. 27:9; vgl. Deut. 18:14; Hand. 16:16).

  • Toetsen

    Beproeven. Het is vooral God, die de woorden en daden, de harten en de nieren’ van de mensen keurt en proeft (1 Sam. 2:3; Ps. 7:10; Spr. 16:2; Jer. 17:10). Maar in Zijn naam is ook de profeet een toetser van het leven van het volk (Jer. 6:27) en zal ook een geestelijk mens kritisch zijn ten opzichte van zichzelf en anderen: ieder moet zijn eigen werk toetsen (Gal. 6:4) en: toetst alles en behoudt het goede (1 Tess. 5:21).

  • Tofeth

    Plaats in het dal – Hinnom, waar kinderen werden geofferd (Jer.7:31 w; 19:5 w). Deze offers zijn door Josia verboden (2 Kon. 23:10).

  • Tola

    Een richter uit de stam Issakar, gedurende 23 jaar (Richt. 10:1). Tola = worm.

  • Tollenaar

    Een joodse tol- of belastinggaarder in dienst van de Romeinse overheid. Hij moest dit recht voor veel geld pachten. Meestal ging het om heffingen op goederen aan de grenzen van landschappen en steden, waaraan de man van het tolhuis (Matt. 9:9) zoveel mogelijk wilde verdienen (Luc. 19:2, 8). De tollenaars stonden slecht aangeschreven bij de mensen (vgl. Matt. 18:17), maar Jezus zocht (ook) hen op (Matt. 9:10; 11:19). Matteüs, Levi en Zacheus zijn met name genoemde tollenaars (Matt. 10:3; Luc. 5:27; 19:1-10).

  • Tiberius

    Romeins keizer (14-37 n. Chr.) tijdens het optreden van Johannes de Doper (Luc. 3:1) en Jezus. Als de laatste zegt: geeft den keizer wat des keizers is, kan dus de naam van Tiberius worden ingevuld (Matt. 22:21; vgl. Luc. 23:2).