Categorie: R woorden

  • Rots

    Aramees: keepha, Grieks: petra. De rots bij Horeb waaruit water werd geslagen (Ex. 17:6) en bij Kades (Num. 20:8) worden genoemd. Ook Oreb (in het Overjordaanse, Richt. 7:25), de ‘Rots der Ontkoming’ (1 Sam. 23:25, 28), de Steenbokrotsen bij Engedi (1 Sam. 24:3). Vaak werden er op rotsen altaren gebouwd (Richt. 6:20 v; 13:19). Spelonken in rotsen waren schuilplaatsen en graven (Gen. 23:19; 1 Kon. 18:4; Openb. 6:15 v; Matt. 27:51, 60). In overdrachtelijke zin heet God een rots, Hij is sterk, onverwoestbaar en een schuilplaats (Deut. 32:4, 30 v; 2 Sam. 22:3). Ook de Christus heet rots (waaruit het water stroomde, 1 Kor. 10:4), ook (fundament) steen en struikelblok, rotsblok van ergernis (Rom. 9:33; 1 Petr. 2:7). Hier Griekse petra klinkt in de naam Petrus (Kefas).

  • Rivier

    Dé rivier of de grote rivier is in de bijbel in de meeste gevallen de Eufraat (Gen. 31:21; Ex. 23:31; Num. 22:5; Gen. 15:18; Deut. 1:7; Openb. 9:14). De naam Nijl komt er niet in voor. Deze wordt je’oor genoemd, de stroom (van Egypte). De rivieren die vermeld worden zijn: de Jordaan, de Awana en de Parpar (2 Kon. 5:12), de Akawa en de Kebor (Ezr. 8:15, 21; Ez. 1:1), de Hiddekel (= Tigris, Gen. 2:14) e.a. Stromen als de Jabbok, de Arnon of de Kison (Deut. 2:36; Gen. 32:22; Richt. 4:7) zijn beken, d.w.z. wadi’s, die slechts tijdelijk stromen.
    De 4 rivieren die uit de hof van Eden komen en de gehele aarde bevloeien, getuigen van het leven dat zich vanuit de tuin van God meedeelt aan de wereld (Gen. 2:10 v). Met deze voorstelling hangt samen dat bij voorkeur gedoopt werd in stromend water (Matt. 3:6; vgl. Hand. 16:13, 15). Johannes ziet in het nieuwe Jeruzalem een rivier van leven brengend water, schitterend als kristal, die ontspringt uit de troon van God en van het Lam, de paradijsberg (Openb. 21:22 vv).