Categorie: R woorden

  • Raadsel

    Grieks: ainigma. Een manier om waarheden op een vernuftige, speelse en verborgen manier te verwoorden en elkaars inzicht te testen.
    We horen van het opgeven van raadsels aan het hof van Salomo (1 Kon. 10:1 w; vgl. Dan. 2:19,23) en op de bruiloft van Simson (Richt. 14:12-20). Ook profeten spraken soms in raadsels (Ez. 17:2-10; Amos 3:3-8; vgl. Num. 12:8). En veel gezegden in Spreuken, bv. de zgn. getallenspreuken, zijn raadsels met hun oplossing (Spr. 30:7-30; vgl. Spr. 1:6). Wij aanschouwen de voleinding als in een spiegel, gesluierd, in de vorm van een raadsel (1 Kor. 13:10).

  • Rechterhand

    De rechterhand is de doe-hand, de sterke hand (want ‘linkszijn’ is uitzondering vgl. Richt. 3:21; 7:20; 1 Kron. 12:2). ‘De rechterhand des HEREN doet krachtige daden’ (Ps. 118:15; vgl. 78:54; 98:1; Hand. 2:33). God zweert bij Zijn rechterhand, Zijn overmacht, en Jakob legt zijn sterkste woorden met Zijn (gekruiste) rechterhand op Efraim (Gen. 48:17). Zitten aan iemands rechterhand wil zeggen door die ander versterkt worden (de ereplaats! 1 Kon. 2:19; Jes. 41:10; Matt. 26:64; Kol. 3:1). Dat is ook het geval als God mij bij de rechterhand pakt (Ps. 73:23; Jes. 41:13; 45:1).
    Petrus zegt tot de verlamde: wandel! En hij greep hem bij de rechterhand (Hand. 3:7). Als de rechterhand sterk is en de linkerhand zwakker, kunnen links en rechts de betekenis krijgen van onheil (vgl. het Latijnse woord voor links: sinister!) resp. geluk.
    De Koning zegt tegen de ‘bokken’ aan Zijn linkerhand: ‘gaat weg van mij, gij vervloekten’ (Matt. 25:41) en tegen de ‘schapen’ aan Zijn rechterhand: ‘komt gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk’ (vs. 34).