Land

Hebr. ‘adamaa, de roodachtige grond van het bouwland (NBG vertaalt meestal met: grond of bodem) in onderscheiding van het weide/steppengebied (Gen. 2:5; 4:16; Deut. 11:17; 2 Sam. 9:10). Het is het goede...

Landbouwer

Hebr. iesj-ha-adama = akkerman, zoals Kaïn en Noach (Gen. 4:2; 9:20). De Israëlieten die als half-nomaden in de woestijn leefden, leerden op den duur het land Kanaan te bewerken. Op de berghellingen...

Lankmoedig

Hebr. èrèk appajjiem = lange adem; een driftig kort aangebonden mens heeft een snelle adem. De verstandige bedwingt zijn lippen (Spr. 10:19). Een lankmoedige doet de strijd bedaren (Spr. 15:18). ‘De liefde...

Laodicéa

Recht van het volk. Stad in Frygië. In Openb. 1:11 genoemd als één der zeven gemeenten in Klein-Azië. Paulus heeft een (verloren gegane) brief aan deze gemeente geschreven (Kol. 4:16). Die van...

Last

Datgene wat door een lastdier of een mens gedragen wordt (Ex. 23:5; 2 Kon. 8:9; Jes. 10:27). Dat kan ook zijn: verdrukking, slavernij (Ex. 2:11; 6:6; Jes. 9:3) of nood (Ps. 38:5;...

Lasteren

Hebr. werkwoord dat smalen, geringschattend behandelen, brandmerken betekent, Gr. blasfemia. Niet alleen het vervloeken of beschimpen van God wordt bestraft (Lev. 24:16), ook wie een medemens lastert is schuldig (Ps. 101:5; 1...