Groot is de Heer, naam van een door de Babyloniërs aangestelde gouverneur van Juda (2 Kon. 25:22; Jer. 39:14). Hij vestigde zich in Mizpa en bracht het verstrooide volk weer bijeen (Jer. 40:5 v). In het o.t. komen nog enkele andere personen voor die deze naam dragen (1 Kron. 25:39; Ezra 10:18; Jer. 38:1).
Categorie: G woorden
-
Geduld
In het hebr. ‘örek appajjiëm, lange (rustige) adem van de neusgaten, niet kort aangebonden of woedend, maar lankmoedig. God is traag in toom (Ex. 34:6; Num. 14:18; Ps. 86:15; 103:8; Jona 4:2). De discipel wordt vermaand geduld te leren (Spr. 14:29; 16:32; 25:15; 1 Tess. 5:14; Jak. 5:8) di. volharding te oefenen (2 Tess. 1:4; Jak. 5:11; Openb. 2:2).