In Israël kent men de slangenbezweerder (Ps. 58:6; Pred. 10:11), maar ook de man, die (boze) geesten bezweert en uitbant door zijn banspreuken (2 Kon. 21:6; Jes. 19:3; 47:11). Hij die de geest van een dode bezweert, is een waarzegger (1 Sam. 28:7 w; 2 Kon. 21:6; Jes. 8:19). Joodse exorcisten gebruiken de naam van Jezus (Mare. 9:38 v; Hand. 19:13 w). Als Jezus zelf demonen uitdrijft, geschiedt dit door een eenvoudig bevel, zonder bezweringsformules (Mare. 1:25; 5:8; 9:25). Apostelen doen het op grond van de hun verleende opdracht (Matt. 10; Luc. 9:1; Hand. 3:6; 16:18).
Categorie: B woorden
-
Bidden
Zie: Gebed
-
Bijvrouw
Reeds Lamech had twee vrouwen (Gen. 4:19). ook Abraham, Jakob, David en Salomo hadden meerdere of vele vrouwen (Gen. 22:24; 2 Sam. 5:13; 1 Kon. 11:3). Bijvrouwen waren dikwijls vrouwen uit een lagere klasse of ex-gevangenen (Deut. 21:11 v). Overigens gold het monogame huwelijk als door God bedoeld (Gen. 2:24; Spr. 5:18; 12:4; Mal. 2:14).
-
Bijwoner
Een bijwoner is de vreemdeling, die hoewel geen Jood geworden, in de samenleving of een familie is opgenomen, zonder zijn eigen identiteit te verliezen. Hij is geen slaaf of slavin. Zijn plaats wordt door bepaalde voorschriften duidelijk aangewezen (Ex. 12:45; Lev. 22:10; 25:6). In overdrachtelijke zin noemt David zich en zijn volk bijwoner, d.w.z. geen rechthebbende bezitter van het land, maar als vreemdeling is er hun een tijdelijke plaats gegund (1 Kron. 29:15; vgl. Ps. 39:13; Hebr. 11:13). Zo was Mozes een bijwoner in het land Midjan (Hand. 7:29). Paulus zegt tot de heidenen, hen die veraf waren, dat zij door het geloof in Jezus de Messias, de plaats van bijwoner hebben ingeruild voor die van burger in Israël en huisgenoot van God (Ef. 2:19).
-
Binden
Abigail zegt tegen David: ‘als u vervolgd wordt, dan zal uw ziel gebonden zijn in de bundel der levenden bij de HEER’ (1 Sam. 25:29). De bundel of buidel van de levenden spreekt van de bewaring door God. In de joodse traditie is deze uitdrukking de zegenbede om het eeuwige leven, die aan gestorvenen wordt meegegeven. Het binden en ontbinden in Matt. 16:19 en 18:18 zijn joodse termen voor het verbieden en geoorloofd verklaren, het met de ban treffen en vrijspreken. Petrus en de apostelen krijgen de volmacht regels voor het leven van de gemeente vast te stellen.
-
Bitter
De bittere kruiden, die onderdeel zijn van het Pesach-menu, roepen de herinnering op aan de walgelijke verdrukking, het bittere leed van het volk in Egypte (Ex. 12:8; vgl, KI. 3:15). Bitter water of bittere druiven zijn ongenietbaar (Ex. 15:23; Deut. 32:32). Overdrachtelijk gesproken staat bitterheid voor vertwijfeling of pijn (Richt. 18:25; 1 Sam. 1:10; Matt. 26:75). Maar ook voor een afstotende, vijandige houding (Ps. 64:4; Hand. 8:23) en als zodanig een afkeurenswaardige ondeugd (Rom. 3:14; Ef. 4:31; Kol. 3:19).
-
Blauw
Zie: Kleuren
-
Blijdschap
Zie: Vreugde
-
Bliksem
De godsdienstgeschiedenis wijst allerlei onweersgoden aan (Benhadad) die voorzien zijn van een bijl en een bundel bliksemstralen, in het o.t. wordt van Adonai gesproken die zijn bliksem als pijlen afschiet (Ps. 18:15; Hab. 3:9 v; Zach. 9:14). Als Hij verschijnt, dan is Zijn komen snel en indrukwekkend als de bliksem (Ex. 19:16; 20:18) seraf. Vgl. de engel bij de opstanding (Matt. 28:3) en de wederkomst van de Zoon des Mensen (Matt. 24:27).