Categorie: A woorden

  • Amorieten

    De Amorieten zijn afstammelingen van Kanaän, de zoon van Cham en dus de kleinzoon van Noach (Genesis 10:15-18: 15 En Kanaän gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth, 16 En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet, 17 En den Hivviet, en den Arkiet, en den Siniet, 18 En den Arvadiet, en den Tsemariet, en den Hamathiet; en daarna zijn de huisgezinnen der Kanaänieten verspreid.). Ze waren één van de Kanaänietische volkstammen (Hethieten, Jebusieten, Amorieten, Girgasieten, Hevvieten, Arkieten, Sinieten, Arvadieten, Tsemarieten, Hamathieten) in het land Kanaän.
    God noemt Kanaän ‘het land van de Amoriet’ (Amos 2:2) en Amos noemt de Amorieten het sterkste en gevaarlijkste van de Kanaänietische volken.
    De naam Amoriet betekent ‘zegger’, ‘spreker’.


    Zoekterm

    Amorieten, Amoriet


    Vertalingen

    Engels: Amorites

    Duits: der Amoriter

    Hebreeuws: אֱמֹרִי

    Grieks: n.v.t.


    Betekenis

    van Dale

    Amorieten
    Een stam van de Kanaänieten, waarvan een deel woont in de buurt van de latere stam Juda, een ander deel ten O. van de Jordaan, ten N. van de Moabieten (Gen. 14:7)

    Strong  (via The Word)

    H567 אֱמֹרִי ‘Emoriy (em-o-ree’) n-m.

    1. (thus) a mountaineer.
    2. an Emorite, one of the Canaanitish tribes.
      [probably a patronymic from an unused name derived from H559 in the sense of publicity, i.e. prominence]
      KJV: Amorite.
      Root(s): H559

    Typologie

    Geen duidelijke typologische betekenis bekend.


    Bijbelverzen

    Het woord Amoriet komt in 12 Bijbelverzen voor:

    (Genesis 10:16) En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,

    (Genesis 14:7) Daarna keerden zij wederom, en kwamen tot En-Mispat, dat is Kades, en sloegen al het land der Amalekieten, en ook den Amoriet, die te Házezon-Thamar woonde.

    (Genesis 14:13) Toen kwam er een, die ontkomen was, en boodschapte het aan Abram, den Hebreër, die woonachtig was aan de eikenbossen van Mamre, den Amoriet, broeder van Eskol, en broeder van Aner, welke Abrams bondgenoten waren.

    (Genesis 15:21) En den Amoriet, en den Kanaäniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

    (Numeri 21:31) Alzo woonde Israël in het land van den Amoriet.

    (Deuteronomium 2:24) Maakt u op, reist heen, en gaat over de beek Arnon; ziet, Ik heb Sihon, den koning van Hesbon, den Amoriet, en zijn land, in uw hand gegeven; begint te erven, en mengt u met hen in den strijd.

    (Jozua 24:18) En de HEERE heeft voor ons aangezicht uitgestoten al die volken, zelfs den Amoriet, inwoner des lands. Wij zullen ook den HEERE dienen, want Hij is onze God.

    (1 Kronieken 1:14) En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,

    (Ezechiël 16:3) En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE tot Jeruzalem: Uw handelingen en uw geboorten zijn uit het land der Kanaänieten; uw vader was een Amoriet en uw moeder een Hethietische.

    (Ezechiël 16:45) Gij zijt de dochter uwer moeder, die de walg had van haar man en van haar kinderen; en gij zijt de zuster uwer zusteren, die de walg gehad hebben van haar mannen en van haar kinderen; uw moeder was een Hethietische, en uw vader een Amoriet.

    (Amos 2:9) Ik daarentegen heb den Amoriet voor hunlieder aangezicht verdelgd, wiens hoogte was als de hoogte der cederen, en hij was sterk als de eiken; maar Ik heb zijn vrucht van boven, en zijn wortelen van onderen verdelgd.

    (Amos 2:10) Ook heb Ik ulieden uit Egypteland opgevoerd; en Ik heb u veertig jaren in de woestijn geleid, opdat gij het land van den Amoriet erfelijk bezat.

    Het woord Amorieten komt in 73 Bijbelverzen voor.

  • Antichrist

    De term antichrist of antichristen komt voor in 4 verzen in de Statenvertaling; alleen in de brieven van Johannes. Ondanks dat er maar 4 maal melding wordt gemaakt van de antichrist, zijn er waarschijnlijk veel meer Schriftplaatsen die hierover gaan, maar waar de antichrist een andere benaming heeft (valse profeet, valse leraars, valse christussen) of waar in andere bewoording wordt verwezen naar de antichrist (Matthéüs 24:5; 2 Thessalonicenzen 2:3). Ook in het laatste boek van het Nieuwe Testament (Openbaring), komt het woord niet voor, maar ook daar wordt de antichrist volgens veel christenen wel beschreven en ‘het beest’ genoemd.

    Wat is de ‘antichrist’
    Met de ‘antichrist’ wordt bedoeld: een persoon die zich tegen Jezus Christus opstelt of die zich in Zijn plaats probeert te stellen als een valse nieuwe Messias. Jezus zei dat ook tegen de joden (in het Evangelie volgens Johannes); dat ze hem zullen aannemen als hun Messias en dus niet Jezus Christus: “Ik ben gekomen in den Naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan; zo een ander komt in zijn eigen naam, dien zult gij aannemen.” (Johannes 5:43). De antichrist wordt volgens de christelijke leer in de eindtijd verwacht, maar zijn invloed is volgens hen nu al merkbaar in personen die antichristen worden genoemd. De antichrist is niet slechts één afzonderlijke persoon of organisatie, want de Bijbel zegt dat er ‘vele antichristen’ zijn (1 Johannes 2:18). De antichrist kan dus volgens deze interpretatie een geestelijke invloed, stroming of maatschappelijke toestand zijn.

    Wie zou de antichrist kunnen zijn?
    Hierover is in de geschiedenis van het christendom al veel gespeculeerd. Er zijn meerdere historische personen geweest die als de antichrist werden bestempeld. Voorbeelden zijn de Romeinse keizer Nero, de Paus van Rome, kerkhervormer Maarten Luther, Napoleon Bonaparte en Adolf Hitler.

    De term ‘antichrist’ is afgeleid van het Griekse woord dat ‘tegen (of in plaats van) Christus’ betekent en zou kunnen verwijzen naar iedereen die:

    • ontkent dat Jezus de Christus (Messias) is, of dat hij de Zoon van God is (1 Johannes 2:22);
    • zich verzet tegen de Christus, Gods Gezalfde (Psalm 2:1-2; Lukas 11:23);
    • zich voordoet als de Christus (Matthéüs 24:24);
    • de discipelen van Christus vervolgt — Jezus ziet dit als iets wat hem wordt aangedaan (Handelingen 9:5);
    • ten onrechte beweert een christen te zijn, maar tegelijkertijd een onjuiste boodschap verkondigt en feitelijk een dienaar van satan is (Matthéüs 7:22-23; 2 Korinthe 11:13).

    In de Bijbel worden individuele personen die deze dingen doen antichristen genoemd; als groep worden ze aangeduid als ‘de antichrist’ (2 Johannes 1:7). In de brieven van Johannes is de antichrist de dwaalleraar, die de Vader en de Zoon loochent. De misleider, die de komst van Jezus de Christus in het vlees, ontkent. Er zijn vele van zulke antichristen (1 Johannes 2:18-22; 1 Johannes 4:3; 2 Johannes 1:7). Zij zijn de pseudo-Christussen en valse profeten, die de gemeente verleiden (Markus 13:6; vgl. 2 Thessalonicenzen 2:1-10; Openbaring 13:1-10; Openbaring 1:19-20). De antichrist verscheen volgens de Bijbel voor het eerst in de tijd van de apostelen en is ook nu nog actief (1 Johannes 4:3). De antichrist zal zich volgens sommige stromingen binnen het christendom, pas echt manifesteren na de ‘opname van de Gemeente‘.


    Synoniemen

    leugenaar, verleider


    Vertalingen

    Engels: antichrist

    Duits: Widerchrist


    De term antichrist of antichristen komt 4 maal in de Bijbel voor:

    (1 Johannes 2:18) Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen, dat het de laatste ure is.

    (1 Johannes 2:22) Wie is de leugenaar, dan die loochent, dat Jezus is de Christus? Deze is de antichrist, die den Vader en den Zoon loochent.

    (1 Johannes 4:3) En alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alrede in de wereld.

    (2 Johannes 1:7) Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist.