Categorie: A woorden

  • Arameeërs

    De Arameeërs waren de afstammelingen van Sems zoon Aram. Het betreft een Semitisch volk uit Mesopotamië, het huidige zuidoost-Turkije, Noordoost-Syrië en Noord-Irak. Dit volk woonde in de tijd van de aartsvaders in Aram-Naharaïm (wat tweestromenland betekent), noordelijk van Kanaän, in de omgeving van de bovenloop van de Eufraat, waar ook de stad Haran lag (Genesis 12:4; Genesis 24:10). Later werd Damascus de hoofdstad.
    Het Aramees werd een wereldtaal. Een gedeelte van de boeken Ezra en Daniël zijn niet in het Hebreeuws, maar in het Aramees geschreven. Aramees was zeer waarschijnlijk ook de taal van Jezus Christus en de apostelen. De Arameeërs bekeerden zich als een van de eerste volkeren tot het christendom.

    Het woord Arameeër of Aramees komt in de Bijbel niet voor.

  • Arbeid

    Arbeid is het verrichten van inspanning van geestelijke of lichamelijke aard; het kost moeite en inspanning. Arbeid wordt gedaan om iets te bereiken of tot stand te brengen; Arbeid heeft een doel.

    Hoewel het werken op het land zwaar is en het resultaat vaak teleurstellend (Genesis 3:17-19), wordt de arbeid in de Bijbel meestal niet als iets verachtelijks of minderwaardigs beschouwd:

    • De luiaard vervalt tot armoede (Spreuken 6:6-11);
    • de arbeider is zijn loon waardig (Lukas 10:7);
    • de huisvrouw staat op als het nog nacht is en zij geeft haar huis het voedsel (Spreuken 31:15);
    • Adam moest de hof van Eden bewerken (Genesis 2:15);
    • Jezus was een ambachtsman (Grieks: tektoon, Markus 6:3);
    • Paulus was een tentenmaker, zoals het echtpaar Aquila en Priscilla (Handelingen 18:2-3.

    Arbeid is niet alleen handenarbeid. Arbeid kan ook onderricht, prediking, zielzorg, apostolaat zijn (Matthéüs 11:2; 1 Korinthe 9:14; 1 Korinthe 15:10; 1 Korinthe 15:58; 2 Korinthe 6:4-5; 2 Korinthe 11:23).

    Naast de oproep tot arbeid, vinden we in de Bijbel ook het gebod van de sabbat; een dag waarop alle beroepsarbeid moet rusten ((Éxodus 20:8) Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. (9) Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen); Markus 2:27-28).