Categorie: A namen

  • Abimélech

    • Abimélech is een van de 70 zonen van Jerubbaäl = Gideon (Richteren 8:31; Richteren 9). Steunend op de behoefte van het volk aan een koning slaagt Abimélech er in om al zijn broers om het leven te brengen en zichzelf uit te roepen tot koning over een klein gebied. Alleen zijn jongste broer Jotham weet aan de slachting te ontkomen en te vluchten. Het volk keert zich uiteindelijk tegen Abimélech. Bij de belegering van de stad Thebez, mikt een vrouw een molensteen naar het hoofd van Abimélech en hij wordt levensbedreigend verwond. Hij gaf zijn wapendrager de opdracht hem te doden zodat niemand kon zeggen ‘Een vrouw heeft hem gedood’. Abimélechs koninkrijk heeft drie jaren bestaan. (Richteren 9:22 en volgende).
    • De Abimélech die genoemd wordt in Genesis (bij Abraham en later ook Isaak) is waarschijnlijk geen persoonsnaam, maar de titel van de koningen van Gerar in het zuidwesten van Kanaän.
    • Genesis 20 vertelt dat Abraham tijdens een bezoek aan Gerar bang was dat de koning hem zou doden omdat deze Sara begeerde. Daarom deed hij alsof Sara zijn zuster was. Dat was niet geheel gelogen, want Sarah had dezelfde vader als Abrahams vader, maar had een andere moeder (halfzus dus). Abimélech eiste Sara inderdaad op en nam haar op in zijn harem, maar God waarschuwde hem in een droom (Genesis 20). Daarop gaf hij Sara terug aan haar echtgenoot Abraham, met een kostbaar geschenk. Later sloot Abimélech nog een overeenkomst met Abraham waarbij deze de waterput in Ber-Séba kreeg (Genesis 21:22 en verder).
    • De Abimélech van Gerar in de tijd van Izak, waarschijnlijk de zoon van de vorige Abimélech, wordt koning van de Filistijnen genoemd. Izak zocht een toevlucht in zijn gebied tijdens een hongersnood en handelde met zijn vrouw Rebekka op dezelfde manier als Abraham met Sara. Wanneer Abimélech dit bij toeval ontdekt, geeft hij Isaak een flinke uitbrander en stuurt hem zijn land uit en hij betwist Izak het gebruik van een waterput (Zie Genesis 26). Wel bezoekt Abimélech Isaak later bij Ber-Séba en wil hij het verbond dat tussen hun vaders bestond vernieuwen.

    Betekenis

    Mijn vader is koning.


    Algemeen

    Geslacht: Man

    Periode: ca. 1950 voor Christus

    Hebreeuws: אֲבִימָלֶךְ

    Grieks:  Αβιμέλεχ


    Familie

    Stam:  Manasse

    Vader:  Gideon ofwel Jerubbaäl

    Moeder:  Een Kanaänitische bijvrouw of dienstmeid (uit Sichem) van Gideon

    Broer(s): 69 broers (Gideon had 70 zonen)

    Zus(sen): onbekend

    Gehuwd met: onbekend

    Kinderen: onbekend


    Symboliek

    Geen duidelijke typologische betekenis bekend.


    Bijbelverzen

    Abimélech als koning van Gerar komt in het Oude Testament in 23 verzen voor

    Abimélech, zoon van Gideon komt in het Oude Testament in 36 verzen voor

    Abimélech uit de tijd van David (+/- 1030 voor Christus), zoon van Abjathar en priester, komt in het Oude Testament in 4 verzen voor

  • Abinadab

    I

    Zijn huis in Kirjat-Jearim geeft onderdak aan de ark, die uit Filistea is teruggekomen. David brengt later de ark naar Jeruzalem.


    Betekenis

    Edele, grootmoedige vader.


    Algemeen

    Geslacht: Man

    Periode: +/- 1030 voor Christus

    Hebreeuws: אֲבִינָדָב

    Grieks: Ἀμιναδάβ


    Familie

    Stam: Onbekend

    Vader: Onbekend

    Moeder: Onbekend

    Broer(s): Onbekend

    Zus(sen): Onbekend

    Gehuwd met: Onbekend

    Kinderen: Eleazar, Uza en Ahio


    Symboliek

    Geen duidelijke typologische betekenis bekend.


    II

    De tweede zoon van Isaï en broer van de latere Koning David die betrokken was bij een door Saul geleide slag tegen de Filistijnen waarbij Goliath werd verslagen.


    Algemeen

    Periode: +/- 1150 voor Christus


    Familie

    Stam: Juda

    Vader: Isaï

    Moeder: Onbekend

    Broer(s): Eliab (de eerstgeborene), Simea, Nethaneël, Raddai, Ozem en David.

    Zus(sen): Zeruja en Abigaïl

    Gehuwd met: Onbekend

    Kinderen: Onbekend


    III

    Eén van de zonen van koning Saul die samen met zijn vader sneuvelde in de slag bij Gilboa.


    Algemeen

    Periode: +/- 1060 voor Christus


    Familie

    Stam: Benjamin

    Vader: Saul

    Moeder: Onbekend

    Broer(s): Jonathan, Malchisua, Esbaäl (Isboset), Merab en Michal.

    Zus(sen): Onbekend

    Gehuwd met: Onbekend

    Kinderen: Onbekend


    IV

    De vader van de zoon van Abinadab (Ben-Abinadab).


    Algemeen

    Periode: Onbekend


    Familie

    Stam: Onbekend

    Vader: Onbekend

    Moeder: Onbekend

    Broer(s): Onbekend

    Zus(sen): Onbekend

    Gehuwd met: Onbekend

    Kinderen: Onbekend


    V

    De zoon van Iddo.


    Algemeen

    Periode: +/- 955 voor Christus


    Familie

    Stam: Onbekend

    Vader: Iddo

    Moeder: Onbekend

    Broer(s): Onbekend

    Zus(sen): Onbekend

    Gehuwd met: Onbekend

    Kinderen: Onbekend


    Bijbelverzen

    De naam komt in 13 bijbelverzen voor:

    (1 Samuel 7:1) Toen kwamen de mannen van Kirjath-jearim, en haalden de ark des HEEREN op, en zij brachten ze in het huis van Abinadab, op den heuvel; en zij heiligden zijn zoon Eleazar, dat hij de ark des HEEREN bewaarde.

    (1 Samuel 16:8) Toen riep Isai Abinadab, en hij deed hem voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch hij zeide: Dezen heeft de HEERE ook niet verkoren.

    (1 Samuel 17:13) En de drie grootste zonen van Isai gingen heen; zij volgden Saul na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in den krijg gingen, waren: Eliab, de eerstgeborene, en zijn tweede Abinadab, en de derde Samma.

    (1 Samuel 31:2) En de Filistijnen hielden dicht op Saul en zijn zonen; en de Filistijnen sloegen Jonathan, en Abinadab, en Malchisua, de zonen van Saul.

    (2 Samuel 6:3) En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden ze uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden den nieuwen wagen.

    (2 Samuel 6:4) Toen zij hem nu uit het huis van Abinadab, dat op den heuvel is, met de ark Gods, wegvoerden, zo ging Ahio voor de ark henen.

    (1 Koningen 4:11) De zoon van Abinadab had de ganse landstreek van Dor; deze had Tafath, de dochter van Salomo, tot een vrouw.

    (1 Koningen 4:14) Abinadab, de zoon van Iddo, was te Mahanaim.

    (1 Kronieken 2:13) En Isai gewon Eliab, zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea, den derde,

    (1 Kronieken 8:33) Ner nu gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, Abinadab, en Esbaal.

    (1 Kronieken 9:39) En Ner gewon Kis, en Kis gewon Saul, en Saul gewon Jonathan, en Malchi-sua, en Abinadab, en Esbaal.

    (1 Kronieken 10:2) En de Filistijnen hielden dicht achter Saul aan en achter zijn zonen; en de Filistijnen sloegen Jonathan, en Abinadab, en Malchi-sua, de zonen van Saul.

    (1 Kronieken 13:7) En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen uit het huis van Abinadab. Uza nu en Ahio leidden den wagen.