Categorie: A namen

  • Abiézer (Abi-Ézer)

    Eigennaam ♂

    Betekenis: Vader van de hulp

    Bijbelverzen:

    (Jozua 17:2) Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar hun huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiézer, en de kinderen van Helek, en de kinderen van Asriël, en de kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen van Semída. Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen.

    (Richteren 8:2) Hij daarentegen zeide tot hen: Wat heb ik nu gedaan, gelijk gijlieden; zijn niet de nalezingen van Efraïm beter dan de wijnoogst van Abi-Ézer?

    (2 Samuël 23:27) Abi-Ézer, de Anetothiet; Mebunnai, de Husathiet;

    (1 Kronieken 7:18) Belangende nu zijn zuster Molécheth, zij baarde Ishod, en Abiézer, en Máhela.

    (1 Kronieken 11:28) Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoïet; Abiézer, de Anathothiet;

    (1 Kronieken 27:12) De negende, in de negende maand, was Abiézer, de Anathothiet; van de Benjaminieten; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.

  • Abíël

    Eigennaam ♂

    Betekenis: mijn vader is God – vader der sterkte.

    Bijbelverzen:

    (1 Samuël 9:1) Er was nu een man van Benjamin, wiens naam was Kis, een zoon van Abíël, den zoon van Zeror, den zoon van Bechorath, den zoon van Afíah, den zoon eens mans van Jemini, een dapper held.

    (1 Samuël 14:51) En Kis was Sauls vader, en Ner, Abners vader, was een zoon van Abíël.

    (1 Kronieken 11:32) Hurai, van de beken van Gaäs; Abíël; de Arbathiet;