Ster


Sterren, ook planeten worden in de bijbel zo genoemd, zijn geschapen om licht te geven op de aarde (Gen. 1:17). Mensen kijken bewonderend (Ps. 8:4 v; Job 22:12), maar ook aanbiddend naar ze op omdat zij machten zouden zijn die het mensenlot bepalen. Deze verering van ster-goden wordt in Israël echter streng veroordeeld (Deut. 4:19; Jes. 47:13). Zie: Sakkut.
God heeft hun aantal, waar mensen van duizelen (Gen. 15:5; 22:17; 26:4), bepaald, noemt ze bij name (Ps. 147:4) en leidt hun baan (Jes. 40:26). Zij zijn ondergeschikt aan Zijn wil, het hemelse ‘heer’ (Richt. 5:20) dat de Schepper looft (Ps. 148:3).
De profetie over de ster uit Jakob (Num. 24:17) kan de wijzen, sterrenkundigen in het oosten beïnvloed hebben, toen zij ‘zijn ster’ aanschouwden en op weg gingen naar de geboren Koning der Joden (Matt. 2:1 v). Volgens de profetische traditie zullen ‘sterren’ in het komende gericht wankelen en vallen (Jes. 13:10; Ez. 32:7; Joël 2:10; Matt. 24:29; 2 Petr. 3:10). Het ligt voor de hand hierbij te denken aan ‘sterren’, supermachten op aarde, die er aan zullen gaan (vgl. Jes. 14:12 morgenster).
In de bijbel worden als sterrenbeelden genoemd: Orion en Pleiaden (Amos 5:8; Job 9:9), de Grote Beer en de Dierenriem (Job 38:32).
In Jes. 47:13 vinden we de Babylonische ‘sterrenkijkers’, horoscooptrekkers (LXX astrologoi): ‘de Chaldeeën’ van Dan. 2:2. Waarschijnlijk moeten we bij Elymas ‘de tovenaar’ aan een joodse hof-astroloog denken (Hand. 13:6, 8).