Gunstgenoot
Hebr. chassied, de getrouwe, de vrome. God behoede ‘de voeten zijner getrouwen’ (1 Sam. 2:9; Spr. 2:8). Wij behoeven hen niet als een aparte groepering in Israël te zien, maar begrijpen wel...
Gruwel
Hebr. to ‘eebah, het afschuwelijke, het walgelijke. In Israël zijn incest, sexuele gemeenschap met een dier, kinderoffer, homosexualiteit (Lev. 18) gruwelen. Zo ook het zilver en het goud van afgodsbeelden (Deut. 7:25),...
Grootmaken
‘Maakt met mij de HEER groot’ (Ps. 34:4) zou als uiting van een overmoedig mens, die zijn grenzen niet kent, kunnen worden opgevat. Maar in lofprijzing en dankzegging wordt de Naam van...