Henoch

Degene, die inwijdt (vgl. chanoeka = inwijding). In de stamboom van Adam de zevende (Gen. 5:18; Luc. 3:37, Adam, Set, Enos, Kenan, Mahalaleël, Jered, Henoch). Van hem wordt verteld dat hij 365...

Hemel

Hebr. sjamajiem (= de plaats waar. water is (?), vgl. Gen. 1:6), de van de aarde en de onderwereld onderscheiden ruimte (Ex. 20:4). De hemel is een firmament, een ‘uitspansel’, dat uitgerekt...

Hel

Dodenrijk. Het Griekse woord geenna, gehenna (Matt. 5:29 v; 23:15, 33) is een weergave van het Hebr. gee hinnoom, dal van Hinnom, een sinistere streek ten z. van Jeruzalem, waar o.a. kinderen...

Heir des hemels

De sterren en de planeten die worden beschouwd als hemelse legerscharen of machten (Deut. 17:3; 2 Kon. 17:16; Jes. 34:4), dienaren van God (1 Kon. 22:19) die door de volken als góden...

Heiligen

Het gereedmaken voor de ontmoeting met en de dienst van God doorwassingen, onthouding, offers (Ex. 19:10; 29:1 w; Hand. 21:26). Eerstgeborenen en eerstelingen, het volk en de priesters, akkers, huizen, de benodigdheden...

Heilige der heiligen

Hebr. debier, achterzaal, het meest op de dienst van God geconcentreerde deel van tabernakel en tempel. Het allerheiligste van deze beide heiligdommen had een kubusvorm (resp. 10 en 20 el lang, breed...