Het scheren van hoofdhaar en baard als rouwgebruik (Jes. 15:2; Jer. 48:31; Amos 8:10) was in Israël verboden (Lev. 19:27 v; Deut. 14:1; Ez. 44:20). Kaalscheren van bv. gevangenen of slaven betekende...
Trekdieren worden door een houten balkje met gaten aan elkaar verbonden (Jes. 58:6; Jer. 27:2; 30:8). Een span runderen heet dan ook een juk runderen (1 Kon. 19:19 v; Job. 1:3; Luc....
Juda – Hebr. Jehoeda = lofprijzing (vgl. Gen. 29:35). De 4e zoon van Jakob en Len (Gen. 35:22; Matt. 1:3), één van de 12 stammen van Israël (Richt. 1:3; Joz. 7:16), waartoe...
Hebr. Jehosjoea of Jesjoea = De HEER is redding, Gr. Jésoes Jezus. Zoon van Nun en opvolger van Mozes. In het boek Jozua wordt over de verovering van het Land verteld die...