Kanselier

Hebr. mazkier, hij die herinnert, vermeldt, een koninklijke secretaris, Openbare aanklager in de sacrale rechtspraak (2 Sam. 8:16; 20:24; Jes. 36:3). In het n.t. de secretaris (Gr. grammaticus) van Efeze (Hand. 19:35).

Kandelaar

Hebr. menorah, Gr. luchnia, stond in de tabernakel, een gouden, 7-armige en 7-schalige lichtdrager (Ex. 25:31-40; 37:17-24; Lev. 24:2-4). De kandelaar is beeld van de gemeente, die gevoed wordt door de olie...

Kanaän

Purperland of laagland? (Num. 13:29; 14:25), zoon van Cham, die de vloek moet dragen (Gen. 9:18, 25) en het land van de Syrische kust waar het rode purper wordt gemaakt en zijn...

Kana

Oeverriet, ter onderscheiding van een Kana in Fenicië (Joz. 19:28) Kana-in-Galilea genoemd (Joh. 4:46), woonplaats van Natanaël (Joh. 21:2) waar Jezus op een feest water in wijn veranderde (Joh. 2:1-1 1).

Kamerling

Grieks eunouchos, eunuch, een opperschatmeester van een Ethiopische vorstin die als ‘godvrezende’ pelgrim ( jodengenoot) naar Jeruzalem reisde en op de terugweg na een gesprek over Jes. 53 gedoopt werd (Hand. 8:26-40).