Levi
Aanhanger (van God). De derde zoon van Jakob en Lea (Gen. 29:34), stamvader van de Levieten, die dienst doen in de tempel (Num. 1:50; Hebr. 7:5, 9). Zij worden vaak onderscheiden van...
Leven
We vinden in de bijbel geen definitie van leven. Er wordt evenwel suggestief over gesproken, zodat bepaalde omschrijvingen mogelijk zijn. Leven is ademen (Gen. 2:7; Deut. 20:16; Job 33:14; Jes. 57:16), eten,...
Leugenprofeet
Gr. pseudoprophètès, de profeet die spreekt in eigen naam of in naam van een vreemde god; die zegt wat niet uitkomt; wat de mensen graag horen; vooral aan eigen gewin denkt (Deut....
Leugen
Gr. pseudos. Men kan niet alleen een leugen zeggen (Ex. 20:16), maar ook doen (Openb. 21:27; 22:15), nl. door verraderlijk te handelen (2 Sam. 18:13), God ontkennen (Jer. 5:12), zich uitgeven voor...
Leraar
Hebr. more: hij die onderricht, of chakam = wijze, Gr. didaskalos. Jezus zat temidden van de leraren en was zelf ook een tora-leraar (Luc. 2:46; Joh. 3:2). Hij wordt met ‘meester’ aangesproken...