Hebr. zaar, buitenstaander, nokri = vreemdeling, de man of vrouw die met omzichtigheid benaderd wordt, buiten de kring der vertrouwden staat, dikwijls: een gevaarlijk mens die gemeden wordt (vgl. Job 19:15; Spr....
Krachtig, 2e zoon van Juda, die een zwagerhuwelijk met de weduwe van zijn broer Er moet sluiten, maar geen kind van haar wil hebben. Daarom verspilde hij zijn zaad op de grond...
Een werkwoord dat verschillende malen gebruikt wordt om te zeggen dat God aan de mensen gedacht heeft, zich naar Zijn volk heeft toegekeerd en ervoor heeft gezorgd (Ruth 1:6; Ps. 8:5; Ez....
Mijn deel (is de HEER), koning van Israël (878-871, 1 Kon. 16:1628). Hij was de vader van een dynastie in Israël (AchabAhazia-Joram) die door Jehu werd afgebroken (2 Kon. 10).
Als teken van droefheid, van schaamte of schuld omhult men het hoofd, d.w.z. trekt men de mantel over het hoofd (2 Sam. 15:30; 1 Kon. 19:13; Est. 6:12; Jer. 14:3 v; Ez....