Pascha

Hebr. pèsach = voorbijgaan, ontzien (Ex. 12:13, 23; Jes. 31:5), Gr. pascha, één van de 3 grote feesten in Israël, dat de uittocht uit Egypte viert (Ex. 12). Het paaslam herinnert aan...

Parten

Oorspr. een Iraanse stam in het n. Perzië, van ± 200 v. Chr. tot ± 200 n. Chr. een wereldmacht, geducht tegenstander van Rome. Joden die in dit gebied woonden, waren op...

Paran

Uitgehold, woestijngebied tussen Midjan en Egypte, waar de Israëlieten na hun uittocht gelegerd zijn geweest (Num. 10:12; 13:3), het land van Ismaël (Gen. 31:21).

Paradijs

Hebr. pardees, Gr. paradisos = omheinde ruimte, tuin, alleen in het n.t. genoemd (Luc. 23:43; 2 Kor. 12:4; Openb. 2:7). Vanwege de Gr. vertaling van Gen. 2:8; 3:10 verbonden met de voorstelling...