Zalven, Hebr. maasjach, Gr. aleiphoo of chrioo, geschiedde met Olie of zalf, en betekende niet alleen een feestelijk, geurig gebaar (Ps. 92:11; Am. 6:6; vgl. 2 Sam. 14:2; Matt. 6:17) of een...
Het inleidingswoord van zegenspreuken: gelukkig zijt gij, die -(Deut. 33:29; Ps. 128:2), welzalig allen die – (Jes. 30:18; Ps. 1:1; 2:12; 84:5 v etc.). Bekend zijn de 8 zaligsprekingen in Matt. 5...
Hebr. sag, Gr. sakkos, het rouwgewaad —> rouw (Luc. 10:13), een soort lendedoek.Er is dikwijls sprake van de water- of wijn-zak, een binnenstebuiten gekeerde geiten-huid (Gen. 21:14, 19; Job 32:19; Matt. 9:17).
De Gr. vorm van Zacharia, de priester van de afdeling Abia, de vader van Johannes de Doper (Luc. 1:5 v; 3:2). Zacheus – Hebr. zakkai = rein, de tollenaar in Jericho die...
De HEER gedenkt, één van de 12 ‘kleine’ profeten, in de tijd van Zerubabel en Haggai (Ezra 5:1; 6:14; Zach. 1:1). Matteüs noemt een profeet Zacharia die vermeld wordt in 2 Kron....