Categorie: XYZ woorden

  • Zalig

    Het inleidingswoord van zegenspreuken: gelukkig zijt gij, die -(Deut. 33:29; Ps. 128:2), welzalig allen die – (Jes. 30:18; Ps. 1:1; 2:12; 84:5 v etc.). Bekend zijn de 8 zaligsprekingen in Matt. 5 (en de 4 in Luc. 6:20 w, naast de 4 weeklachten in vs. 24 w): de armen van geest, de treurenden, de zachtmoedigen zullen burgers zijn van het komende rijk en delen in het heil, als een gave die bij hen past. Andere zaligsprekingen vindt men bijv. in Joh. 20:29; Jak. 1:12; 1 Petr. 4:14; Openb. 1:3; 14:13.

  • Zalving

    Zalven, Hebr. maasjach, Gr. aleiphoo of chrioo, geschiedde met Olie of zalf, en betekende niet alleen een feestelijk, geurig gebaar (Ps. 92:11; Am. 6:6; vgl. 2 Sam. 14:2; Matt. 6:17) of een onderdeel van liefderijke verzorging (Matt. 26:7; Mare. 14:3-8), maar ook een wijding van voorwerpen en mensen tot de heilige dienst (Gen. 28:18; Ex. 30:26 w; Lev. 6:20; Num. 7:10; 1 Sam. 10:1; 1 Kon. 19:16).
    De priester en de koning, die ‘geconsacreerd’ waren, werden ‘gezalfde’, messias, Christus, genoemd (2 Sam. 22:51; 1 Kron. 16:22; Ps. 2:2). Jezus is de Gezalfde, koning, priester en profeet, vervuld met de H. Geest (Luc. 4:18; Hand. 4:27; 10:38). Ook gedoopten werden gezalfd (2 Kor. 1:21; 1 Joh. 2:20).