Het aangezicht verbergen betekent niet het bedekken van het gezicht, met een mantel bijvoorbeeld, maar het verbergen van de blik der ogen, het afwenden van het gezicht (de blik), het ‘wegkijken’, zodat het contact tussen mensen verbroken wordt (Ex. 3:6; Jes. 50:6; 53:3; 59:2). Wanneer God Zijn blik afwendt vanwege menselijke zonden die Zijn toorn opwekken, is de verbinding met Hem verbroken, staat de mens alleen, gaat hij te gronde (Deut. 31:17; Tob. 13:34; Jes. 8:17; 64:7; Jer. 33:5; Micha 3:4).
Categorie: V woorden
-
Verbond
Hebr. beriet, Gr. diathéké, is niet een verdrag of overeenkomst tussen 2 partijen. Een beriet wordt gegeven, bevolen, vastgesteld. Het gaat dan om verplichtingen, die worden opgelegd, beschikkingen die worden getroffen, geboden die worden gegeven (Deut. 4:13; Richt. 2:20; Ps. 111:9; Jes. 24:5). Het ‘verbond’ van de Sinaï (Ex. 24) is in wezen het noemen van verordeningen voor het volk. Een plechtige beschikking kan ook vooral een zelf-verplichting zijn (bv. om mensen te sparen, te beschermen, te verrijken) zodat men zou kunnen spreken van toezegging en belofte (Joz. 9:15; 1 Sam. 11:1; Deut. 7:2). De Mozaïsche beriet behoort tot het verplichtende, het gebodstype, de Abraham- en Davidberiet hebben het beloftenkarakter (Gen. 15:7; Gal. 3:17; 2 Sam. 23:5; vgl. 2 Sam. 7).
Na de ondergang van Jeruzalem, als de beschikkingen zijn vergeten (de beriet is verbroken), spreken de profeten van nieuwe toezeggingen, zelfverlichtingen van de HEER: in de toekomst het scheppen van vrede voor het volk, de gave van één hart en één weg (Jes. 54:9 v; 61:8; Jer. 24:7; 3 1:31 w; Ex. 34:25). Dit karakter heeft ook het ‘messiaanse verbond’, de beschikking die Jezus treft door Zijn ‘bloed’, Zijn vrijwillige offerdood, nl. het vergeven van zonden (Matt. 26:29; vgl. Jes. 27:9; Jer. 31:33; Rom. 11:27).