Van kleren, geschiedde als teken van rouw of ontsteltenis (Gen. 37:29; 2 Sam. 3:31; 13:19; 2 Kon. 11:14; Matt. 26:65). Welke voorstelling achter dit gebruik zit, moet maar geraden worden. Misschien moeten...
Aar. Het woord dat de Efraïmieten als sibbólet uitspraken en daardoor kenbaar werden als vijanden der Gileadieten (Richt. 12:6). Het woord krijgt daardoor de betekenis van wachtwoord.
Is groot, langwerpig van vorm (Hebr. tsinna, grt. thureos = deur) of rond en dan kleiner (Hebr. mageen, Gr. apsis, SV: rondas), een belangrijk verdedigingsmiddel in de strijd (Richt. 5:8; 1 Sam....
In het o.t. wordt over Tarsis-schepen gesproken (1 Kon. 10:22; 22:49). Dat zijn schepen die metalen vervoeren (tarsjisj = hoogoven), vooral uit Foenicië afkomstig, of met Fenicische zeelui bemand (Ez. 27:25; vgl....
Grieks: sandalion. Sandaal, een houten of meest leren zool, die door riemen aan de voet werd bevestigd (Ex. 12:11; Joz. 9:44; Jes. 5:27; Joh. 1:27). Bij het betreden van een huis, van...