Categorie: R woorden

  • Reukwerk

    Een zorgvuldig toebereid mengsel van welriekende stoffen, dat ‘s ochtends en ‘s avonds op het reukofferaltaar moest verbrand worden (Ex. 30:7 w; 34 w; vgl. Luc. 1:10). Op de grote verzoendag werd in het Allerheiligste reukwerk in een pan met gloeiende kolen geofferd (Lev. 16:12). Een van de ingrediënten is wierook, dat ook apart hetzij als toevoeging aan offers, hetzij afzonderlijk, in de cultus werd gebruikt (Lev. 2:1, 15; 24:7; Jes. 66:3; Jer. 17:26). Reukwerk is symbool voor gebeden die tot God worden opgezonden (Ps. 141:2; Openb. 5:8; 8:3 v).

  • Raadsheer

    Dienaar van de koning met wie deze zijn plannen en beslissingen besprak (Jes. 3:3; Job 3:14). Achitofel was zulk een vertrouweling (2 Sam. 15:12). N.a.v. dit soort dienaren stelt men zich ook God, die overigens geen raadslieden behoeft (Jes. 40:13; Rom. 11:34), voor in een raadsvergadering (1 Kon. 22:19; Job 1:6). Een van de titels van de Vredevorst waarover Jesaja spreekt, is: wonderbare raadsman (9:5). Als lid van het Sanhedrin heette o.a. Jozef van Arimatea raadsheer (Mark. 15:43).